20388 |
getuige zijn |
getuige zijn:
getu-jge zeen (L372p Maaseik),
getuigen:
getuigen (L372p Maaseik)
|
getuige zijn bij een huwelijk [getuigen zijn, bronken] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
21321 |
getuigen |
getuigen:
geteúge (L372p Maaseik),
getuige (L372p Maaseik),
gətyjgə (L372p Maaseik)
|
getuigen [ZND 01 (1922)], [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
33388 |
getuigrek |
paardsrek:
pē̜ ̞rsręk (L372p Maaseik)
|
Het zwaardere paardetuig wordt meestal opgehangen aan de muur aan een rek, zware stokken, haken, knuppels, balkjes etc. Het kan ook op een plank gelegd worden. De benamingen geven vaak aan om welke mogelijkheid het gaat. Benamingen die naar een kast of kist verwijzen, zijn overgeplaatst naar het lemma "getuigkast" (2.3.7). Zie ook dat lemma. [N 5A, 59e; add. uit N 13, 81]
I-6
|
19092 |
gevaarlijk |
gevaarlijk:
et is gevoorlik met vuir te spulen (L372p Maaseik),
gevaorlek (L372p Maaseik),
gevoulek (L372p Maaseik),
meit veur spule is gevorlək (L372p Maaseik),
met veur spuulen is gevoärlijk (L372p Maaseik)
|
Met vuur spelen is gevaarlijk. [ZND 37 (1941)]
III-1-4
|
19093 |
gevaarlijke kerel |
gevaarlijk:
det is eine gevaarlijke kierel (L372p Maaseik),
det is eine gevoorlijke kierel (L372p Maaseik),
gevaorlek (L372p Maaseik),
gevorlək (L372p Maaseik)
|
Dat is een gevaarlijke kerel. [ZND 37 (1941)]
III-1-4
|
30181 |
gevak |
bindvlak:
bęnt˲vlak (L372p Maaseik),
muurgat:
mōrgāt (L372p Maaseik)
|
Het open vak dat ontstaat wanneer de horizontale en verticale balken aan elkaar bevestigd worden. In het gevak wordt het vlechtwerk of het metselwerk aangebracht. [N 4A, 52e; monogr.]
II-9
|
21322 |
gevangenis |
bak:
Van Dale: I. bak, 9. (gemeenz.) gevangenis, nor, arrestantenhok.
bak (L372p Maaseik),
gevangenis:
gevangenis (L372p Maaseik),
gəvaŋənĭs (L372p Maaseik),
prison (<fr.):
Van Dale: prison (<Fr.), (gew.) gevangenis.
presoeŋ (L372p Maaseik),
prĕzŭn (L372p Maaseik)
|
gevangenis [ZND 01 (1922)], [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
19743 |
gevel |
gevel:
gēvəl (L372p Maaseik)
|
een schoone gevel [ZND 35 (1941)]
III-2-1
|
17808 |
geven |
geven:
gi:və (L372p Maaseik)
|
geven [ZND A1 (1940sq)]
III-1-2
|
17790 |
gevoelig (zijn) |
gevoelig:
geveulig (L372p Maaseik),
gəvøəlig (L372p Maaseik)
|
mijn hand is nog gevoelig (b.v. op de plaats waar ik mij vroeger verbrand heb) [ZND 24 (1937)]
III-1-1
|