34006 |
het paard met een enkele lijn leiden |
met enkele lijn varen:
męt ęŋkǝl lēi̯n vā.rǝ (L372p Maaseik)
|
Het paard mennen met een lijn die uit twee delen bestaat, één dat via de rug van het paard de twee uiteinden van het gebit verbindt (cf. lemma Loenje), en een enkele lijn die aan het achterste einde van de eerste bevestigd is (cf. lemma Kordeel, Hotlijn). Die enkele lijn, het kordeel, houdt de voerman in de hand. Om het paard links te doen afslaan, houdt hij die strak gespannen; om het rechts te doen afzwenken, trekt hij met kleine schokjes (stuiklijn). Werkwoorden zoals varen en leiden werden niet door alle corresponenten gegeven. [JG 1b; N 8, 101a; N 13, 29; monogr.]
I-10
|
29640 |
het smalspoor verleggen |
rippen:
repǝ (L372p Maaseik)
|
Het smalspoor verplaatsen naarmate het uitgraven van de kleiput vordert. [N 98, 55; monogr.]
II-8
|
25443 |
het vlees in stukken snijden |
verdelen:
vǝrdęjlǝ (L372p Maaseik)
|
Als één der helften van het gekloofde dier verwerkt wordt, snijdt men deze eerst in enkele grote, wat handzamer stukken. [N 28, 98; monogr.]
II-1
|
25441 |
het vlees laten besterven |
laten opdrogen:
lōtǝ ǫpdrȳgǝ (L372p Maaseik)
|
Na het verwijderen der ingewanden e.d. en het schoonmaken laat men het vlees hangen om het te laten afkoelen en opstijven. De volgende dat wordt het verder verwerkt. Enerzijds is dit een eis van de keuringsdienst (eventuele ziektes e.d. zijn dan makkelijker te constateren), anderzijds komt dit besterven volgens velen de smaak van het vlees ten goede. [N 28, 95; monogr.]
II-1
|
21436 |
het volle bedrag |
de volle prijs:
ps. omgespeld volgens Frings.
də voͅlə prei̯s (L372p Maaseik),
voͅlə prēi̯s (L372p Maaseik)
|
volle bedrag, de gehele som, zonder korting [de hele poet, de volle roefel, de hele paaj?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
25558 |
het voorrijzen buiten de trog |
zuren:
zø̄rǝ (L372p Maaseik)
|
De informant van P 56 vermeldt dat het deeg, wanneer het voorgerezen is in de trog of machine, op de bakkerstafel wordt overgebracht voor het narijzen. Sommige informanten beschouwen deze fase als een onderdeel van het voorrijzen. Deze tweede rijsbeurt vindt plaats op de bakkerstafel (Q 121e) of bank (Q 19, 198b) of in de rijskast (L 269). [N 29, 24c]
II-1
|
25557 |
het voorrijzen in de trog |
voorrijs:
vȳrręjs (L372p Maaseik)
|
Volgens de informant van P 56 worden de grondstoffen in de trog of de machine gebracht. Eerst de bloem (± 50 kg). De gist (± 1 kg) wordt opgelost in water. Dit mengsel wordt op de bloem gegoten, waarin eerst een soort trechter is gemaakt. Dit alles laat de bakker ongeveer 15 minuten staan. Dit is dan wel het voorrijzen in de trog. [N 29, 24b; N 29, 24a]
II-1
|
19415 |
het vuur doven |
de rooster omtrekken:
də ry(3)̄stər omtreͅkə (L372p Maaseik),
doven:
dauve (L372p Maaseik),
uitdoen:
øi̯t˂dōn (L372p Maaseik)
|
de kachel dooven [ZND 31 (1939)]
III-2-1
|
26378 |
het water tegenhouden |
steigeren:
stęj.gǝrǝ (L372p Maaseik),
tegenhouden:
tē.gǝhawǝ (L372p Maaseik)
|
Het water tegenhouden met behulp van één of meer sluizen. [Vds 49; Jan 52; Coe 38; Grof 66]
II-3
|
20678 |
hete bliksem |
appelprots:
Note v.d. invuller: {h@?t\\ bleks\\m} = opgewarmd eten met veel peper.
apəlproͅtš (L372p Maaseik),
pruts:
Syst. Frings
prøtš (L372p Maaseik)
|
Stamppot van appelen en aardappelen (appelprul, hemel en aarde, hete bleksem, onder en boven de tafel, hoog en laag?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|