e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maaseik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hijgen kuimen: køu̯mǝ (Maaseik), pakken: pakke (Maaseik) [JG 1a, 1b]hijgen (naar adem) [ZND 01 (1922)] I-11, III-1-2
hijgen naar adem, reutelen ratelen: rāotəl (Maaseik), reutelen: hé reutelt (Maaseik) Hoe zegt men van een stervende, die naar adem hijgt of reutelt? [ZND 41 (1943)] III-2-2
hik hik: hek (Maaseik) hik [hibbik, hikkepik, hippik] [N 10 (1961)] III-1-2
hinderen generen (<fr.): geneere (Maaseik) Hinderen. [ZND 01 (1922)] III-3-1
hinkelblokje hinksteen: eŋkstĕəjn (Maaseik) Hoe heet het stukje hout of steen dat hierbij wordt gebruikt? [ZND 27 (1938)] III-3-2
hinkelen hinkelen: /  hinkele (Maaseik), hinkelen (Maaseik, ... ), hènkele(n) (Maaseik), hinken: hènke (Maaseik, ... ), /  hinke (Maaseik), hènke (Maaseik, ... ), hènken (Maaseik) / [SND (2006)] || hinken [SND (2006)] || hinkspel [SND (2006)] || Lievelingsspel 3. [SND (2006)] || Meisjesspel, hinken. III-3-2
hinkelen: hinkelspel hinkspel: enkspeiəl (Maaseik) Hoe heet het kinderspel, waarbij op één been gesprongen wordt? [ZND 27 (1938)] III-3-2
hinkelperk hinkperk: hènkperk (Maaseik) Hinkperk. III-3-2
hinken hinken: ĕŋkə (Maaseik), enke of euke: niet zo goed leesbaar  enke (Maaseik) hinken [ZND 01 (1922)] || Hoe heet: op één been springen (van pijn.) ? [ZND 27 (1938)] III-1-2
hinniken hinniken: henǝkǝ (Maaseik), hummeren: hømǝrǝ (Maaseik), ømǝrǝ (Maaseik) Het hoge keelgeluid dat een paard maakt. De klanknabootsende werkwoorden hummeren, himmeren en hommeren vertonen dezelfde klankwisseling als ruchelen, richelen en rochelen. [JG 1b, 2c; L B2, 291; L 22, 21; N 8, 47 en 65; S 5; Wi 57] I-9