e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maaseik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kossem vang: vaŋ (Maaseik), vlim: vlēm (Maaseik) Huidplooi of kwab onder de hals van een rund. [N 3A, 107] I-11
kosten staan: ps. omgespeld volgens Frings.  wāt stun də ... (Maaseik), ps. omgespeld volgens Frings. Boven de u staat nog een dakje (^ deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen en heb alleen de u omgespeld.  watstu^ndəbagənaləwei̯l (Maaseik), waard zijn: ps. omgespeld volgens Frings.  wātsenzøxwirt (Maaseik), ps. omgespeld volgens Frings. Boven de È staat nog een dakje (^ deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen en heb alleen de È omgespeld.  watsēnzə yx wī^rt (Maaseik) aanbieden, Voor een bepaalde prijs te koop ~ [loven of geloven? zegt men wel: wat looft ge uw kippen = welke prijs vraagt ge ervoor?] [N 21 (1963)] || Kosten, waard zijn; "wat kosten de biggen tegenwoordig?"[doen, uitdoen, gelle, gelden, gille? "wat gelle de baggen?"] [N 21 (1963)] III-3-1
koster koster: de keuster (Maaseik), de kəster (Maaseik, ... ), kūster (Maaseik), köstər (Maaseik), kəster (Maaseik) koster [RND] || Koster. [ZND 37 (1941)] III-3-3
kostganger kostganger: kosgenger (Maaseik, ... ), kosgengër (Maaseik), kostgeŋer (Maaseik) een kostganger (die bij anderen inwoont) [ZND 28 (1938)] || kostganger [ZND 01 (1922)] III-3-1
kostschool kostschool: kosschool (Maaseik), pensionaat (<fr.): pensionaat (Maaseik, ... ) kostschool [ZND 40 (1942)] III-3-1
kotelet, ribstuk karbonade: karbonade (Maaseik), karboͅnɛ̄i̯ (Maaseik), keͅrmənāj (Maaseik), kárbə’nāi (Maaseik), Syst. Frings  kɛrmənāi̯ (Maaseik), kotelet: koͅrtəleͅtə (Maaseik) Carbonade (krep, kermenaoj?) [N 16 (1962)] || gebraden varkensrib (karbonade) [Goossens 1c (1955b)], [ZND 49 (1958)] || karbonaden [Goossens 1b (1960)] || koteletten [Goossens 1b (1960)] III-2-3
koud, mistig en somber weer mistig (weer): mestex (Maaseik), mistig.  mestex (Maaseik), motlucht: motloͅx (Maaseik), moͅtløx (Maaseik), triestig (weer): trestex wēͅr (Maaseik), triestig.  trestex (Maaseik) mistig, heiig [herig, domig, dompig] [N 22 (1963)] || mistige lucht [mok-, motlocht] [N 22 (1963)] || triest, stil weer [koereloeke] [N 22 (1963)] III-4-4
koude bouw koude bouw: kǫwǝ buw (Maaseik) Manier van raten bouwen waarbij de raten met de smalle kant naar het vlieggat zijn gekeerd, dwars op het vlieggat. De term koude bouw duidt niet op temperatuur. [N 63, 17b; N 63, 17c] II-6
koude drukte maken veel laweit maken: veul lawijt make (Maaseik) veel beslag, ophef maken over een zaak [ZND 32 (1939)] III-1-4
koude mist zure mist: zōrə mes (Maaseik, ... ) gure, koude mist [zoere mok] [N 22 (1963)] III-4-4