32447 |
lage klomp |
klomp met riem:
[klomp] męt rēm (L372p Maaseik)
|
Klomp met een lage en korte kap die slechts het voorste deel van de voet bedekt. Over de klompopening is een leren riem aangebracht die door middel van kleine spijkertjes met platte kop wordt vastgezet. Zie ook afb. 260. Het woord(deel) klomp is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛklompɛ.' [N 24, 70c; monogr.]
II-12
|
18377 |
lage klomp? |
lage klomp met riemen:
lix kləməp meͅt rēmə (L372p Maaseik)
|
klomp, lage open ~ met een riem over de wreef [N 24 (1964)]
III-1-3
|
33702 |
lage, natte plekken in moeras |
zomp:
zomp (L372p Maaseik)
|
De lager gelegen delen in een moeras waarin steeds water staat. [N 27, 21b]
I-8
|
26415 |
lager |
kussen:
kęsǝ (L372p Maaseik),
lager:
lāgǝr (L372p Maaseik)
|
Bij watermolens voorzien van een metalen molenas de pan of het lager waarin het uiteinde van de molenas draait. Zie ook het lemma ɛkussenɛ.' [Jan 82; Coe 73]
II-3
|
18351 |
lakschoen |
laqutje (<fr.):
lakēkəs (L372p Maaseik)
|
lakschoenen [gelakkerde sjeun] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18147 |
lam |
lam:
la.mp (L372p Maaseik),
laam (L372p Maaseik, ...
L372p Maaseik),
lam (L372p Maaseik),
laǝm (L372p Maaseik),
lām (L372p Maaseik),
lammetje:
lɛmkǝ (L372p Maaseik),
lɛ̄mkǝ (L372p Maaseik),
schaapje:
šø̜i̯pkǝ (L372p Maaseik)
|
Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.] || lam [ZND 01 (1922)] || ze is lam [ZND 29 (1938)]
I-12, III-1-2
|
34412 |
lammeren |
lammen:
lamǝ (L372p Maaseik),
lamǝn (L372p Maaseik),
lammeren:
lamǝrǝ (L372p Maaseik)
|
Jongen ter wereld brengen, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 67; JG 1a, 1b; L 29, 32; L 1a-m; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-12
|
20669 |
lammetjespap |
boekweitsmeelpap:
Syst. Frings
bōkəsmɛ̄lpap (L372p Maaseik),
pap van boekweitsmeel:
pap van bōͅkəsmēͅl (L372p Maaseik)
|
Pap van boekweitmeel (lemmekespap?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
19584 |
lamp |
lamp:
lamp (L372p Maaseik, ...
L372p Maaseik)
|
lamp [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)]
III-2-1
|
19485 |
lampenpit |
wiek:
wek (L372p Maaseik),
wēk (L372p Maaseik, ...
L372p Maaseik),
wèk (L372p Maaseik)
|
De lampepit (ook wiek geheeten; Fr. mèche) [ZND 17 (1935)] || lampepit [ZND 01 (1922)] || lampepit van katoen in een petroleumlamp (limet, lemmet, lemment, lemmert) [N 20 (zj)]
III-2-1
|