19599 |
lantaarn |
lantaarn:
lantairen (L372p Maaseik),
lanteer (L372p Maaseik),
lanteir (L372p Maaseik, ...
L372p Maaseik),
lanteire (L372p Maaseik),
lantèr (L372p Maaseik),
lantɛrn (L372p Maaseik),
lantɛ̄rn (L372p Maaseik),
lantarie:
lanteri (L372p Maaseik)
|
lamp/ luchter; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || lantaarn [ZND 01 (1922)], [ZND 37 (1941)]
III-2-1
|
18222 |
lap |
lap:
lap (L372p Maaseik, ...
L372p Maaseik,
L372p Maaseik)
|
lap [ZND A1 (1940sq)] || Sterke doek of stof [lap, vel, lel, del] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
18346 |
lap op een schoen |
huif:
høͅyf (L372p Maaseik)
|
lap op een schoen, stukje leer waarmee het bovenleer wordt gerepareerd [N 24 (1964)]
III-1-3
|
28472 |
larven |
maaien:
mājǝ (L372p Maaseik)
|
Toestand van larf van het broed vóór de verzegeling. Normaal is dat de eieren, zowel die waaruit werkbijen als die waaruit darren of moeren geboren worden, na drie dagen uitkomen in de vorm van een larf of made. Na vijf dagen heeft de larf door goed voeren een gewicht bereikt dat het 1500-voudige is van haar geboortegewicht. Vijf dagen duurt deze toestand als larf. Vervolgens wordt de cel verzegeld en treedt verpopping op van de larf. Dertien dagen zit ze in de gesloten cel. In totaal duurt het dus 21 dagen, voor dat werkelijke werkbij er is. Bij de dar duurt deze periode 24 dagen en bij de koningin slechts 15 à 16 dagen. [N 63, 21b; Ge 37, 68]
II-6
|
18980 |
laster |
kwaadsprekerij:
ook materiaal znd 30, 01
kwaotsprekerij (L372p Maaseik),
laster:
ook materiaal znd 30, 01
laster (L372p Maaseik)
|
laster [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
19297 |
lastig (werken) |
lastig:
ook materiaal znd 30, 02
lestich (L372p Maaseik)
|
lastig [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
17814 |
laten |
laten:
laote (L372p Maaseik),
laoten (L372p Maaseik, ...
L372p Maaseik),
lōāte (L372p Maaseik),
lōtə (L372p Maaseik)
|
laten [ZND 01 (1922)], [ZND 25 (1937)], [ZND 46 (1946)], [ZND m]
III-1-2
|
33384 |
latierboom |
box (e.):
byks (L372p Maaseik)
|
Een horizontale balk die twee paarden van elkaar scheidt, meestal hangend aan kettingen, ook wel vast verbonden. In plaats van een hangende balk kan er ook een eenvoudige en niet al te hoge tussenwand zijn. Met een box is een afgeschutte ruimte voor één paard bedoeld; de tussenwand maakt dan deel uit van de box. [N 5A, 59d; monogr.]
I-6
|
34642 |
latwerk |
raam:
rām (L372p Maaseik)
|
Latwerk dat op de berries van de kruiwagen gelegd werd, ten einde het laadvlak te vergroten. [N 18, 101; JG 1d]
I-13
|
24990 |
lauw |
dat gaat langzaam:
det geit langzaam (L372p Maaseik),
lauw:
lauw water (L372p Maaseik, ...
L372p Maaseik),
law water (L372p Maaseik, ...
L372p Maaseik)
|
Lauw. Lauw water [ZND 37 (1941)]
III-4-4
|