33482 |
aardbei |
aardbeer:
eèrbiere (mv.) (L372p Maaseik),
ēͅrdbīər (L372p Maaseik),
aardbes:
aarbees (L372p Maaseik),
aardbezie:
aarbezie (L372p Maaseik),
aardbezie (L372p Maaseik)
|
[DC GV (1935) M] [ZND 19A (1936)]aardbei
I-7
|
20735 |
aardbeienvlaai |
aardberenvlaai:
ēͅrbirə vlāj (L372p Maaseik),
aardbezinvlaai:
Syst. Frings
ārbēzii̯əvlāi̯ (L372p Maaseik)
|
Vla met vulling van aardbeien [N 16 (1962)]
III-2-3
|
24922 |
aarde, grond |
aarde:
ārde (L372p Maaseik)
|
aarde [ZND A1 (1940sq)]
III-4-4
|
18905 |
aarden |
aarden:
aarde (L372p Maaseik)
|
gewoon worden in b.v. een vreemde streek
III-1-4
|
29574 |
aarden pot |
aarden pot:
ī̄rdǝn pǫt (L372p Maaseik),
ērdǝ pǫt (L372p Maaseik),
ēǝrdǝ pǫt (L372p Maaseik),
stenen pot:
stęjnǝ pǫt (L372p Maaseik),
stęjnǝn pǫt (L372p Maaseik)
|
Aarden pot, bleekbruin van kleur. Dorren (Valkenburgs Woordenboek) merkt op pag. 15 over de term baar op: ø̄̄Naar de grootte onderscheidt men één-, twee- en drieschildersbaren, wijl ze gemerkt zijn met één, twee of drie schildjes (reliefstempels), met een inhoud van circa 20, 30 en 40 liter.ø̄̄ De driekroonse pot was een verglaasde pot voor het inmaken van zuurkool, braadworst en bonen. De pot was gemerkt met drie kroontjes en had een inhoud van 20 tot 50 liter. Het woordtype driekronenpot duidt waarschijnlijk een vergelijkbare pot aan. Zie hiervoor ook de toelichting bij het lemma ɛstroopvatɛ in wld II.2, pag. 59.' [N 49, 103b; L 1a-m; L 32, 15a; L 32, 15b; R 3, 5; S 1; monogr.]
II-8
|
19509 |
aardewerk |
aardewerk:
īrdəwɛrk (L372p Maaseik),
īrdəwɛərk (L372p Maaseik)
|
aardewerk (eerdegoed, gleiwerk) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
24448 |
aardrups, larve van de nachtvlinder |
aardrups:
ārtrøps (L372p Maaseik)
|
grauwe aardrups, larve van de nachtvlinder, die in de rusttoestand ligt opgerold in de vorm van de letter C [N 26 (1964)]
III-4-2
|
17653 |
aars |
aars:
aars (L372p Maaseik, ...
L372p Maaseik),
aarsdarm:
aarsderm (L372p Maaseik),
gat:
gaat (L372p Maaseik),
vot:
vǫt (L372p Maaseik)
|
[JG 1a, 1b; N 8, 13, 32.9 en 35]aars [ZND 01 (1922)] || aars, darmuitgang [N 10c (1995)]
I-9, III-1-1
|
17654 |
aarsspleet |
spleet:
spleet (L372p Maaseik)
|
aarsspleet tussen de billen [N 10c (1995)]
III-1-1
|
22741 |
aas in het kaartspel |
aas:
arten oâs (L372p Maaseik),
artən ōs (L372p Maaseik),
oas (L372p Maaseik),
oes (L372p Maaseik),
oès (L372p Maaseik),
ōͅs (L372p Maaseik),
o van or
harte os (L372p Maaseik)
|
Aas (kaartspel). [ZND 01 (1922)] || Aas: harten aas (in het kaartspel). [ZND 19A (1936)] || Ik heb de vier azen. [ZND 19A (1936)]
III-3-2
|