19534 |
hecht van een mes |
handvat:
handjvat (L332p Maasniel),
steel:
sjteel (L332p Maasniel),
letterlijk overgenomen
sjtee.l (L332p Maasniel)
|
handvat van een mes (hecht, heft) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
24988 |
heen en weer (bewegen) |
op en af:
(hae löp) òpénaa:f (L332p Maasniel),
schokkelen:
sjoekele (L332p Maasniel)
|
heen en weer lopen [op en aaf lope] [N 07 (1961)] || sterk heen en weer bewegen, gezegd van bijv. water in een glas [zwalpen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
17857 |
heen en weer draaien |
wiebelen:
wiebele (L332p Maasniel)
|
Heen en weer draaien (drispelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17865 |
heen en weer schuiven |
schravelen:
sjravelen (L332p Maasniel)
|
Heen en weer schuiven (winaauwen, wiemelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21151 |
heerbaan |
grote weg:
grote waig (L332p Maasniel)
|
een grote, brede weg (dijk, heerbaan, heerstraat) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18015 |
hees, schor |
hees:
heis (L332p Maasniel)
|
schor, schor zijn [ruigsen, hees, gees zijn] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
19539 |
heibezem |
heibezem:
heibessem (L332p Maasniel),
heibéssem (L332p Maasniel),
heienbezem:
Zie tekening: a (linkse)
heijebessem (L332p Maasniel)
|
bezem (soorten) [DC 15 (1947)] || bezem gemaakt van heitakjes (heiwasser, heibezem) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
26741 |
heizicht, heizeis |
heizicht:
heizicht (L332p Maasniel)
|
Gereedschap om hei te maaien. In dit lemma zijn verwerkt de gegevens van de enqu√™tevraag naar ''de zeis om hei te maaien'' (I, 26b) en de vraag naar ''de zeis speciaal voor hei te maaien en russen te steken'' in N 18, vraag 77. Van Vessem wijst op pag. 99 ook al op het probleem dat veel informanten de zicht- en zeisbenamingen door elkaar heen gebruiken, omdat de overeenkomst tussen beide werktuigen erg groot is. Ook in dit lemma komen de zicht- en zeisbenamingen door elkaar heen voor. Men mag er niet van uitgaan dat de verschillende woordtypen steeds hetzelfde gereedschap aanduiden. Gemeenschappelijk is welde gebruiksmogelijkheid van dit gereedschap, namelijk om er hei mee te maaien. Een verschil tussen heizicht en heizeis kan zijn dat de heizicht twee handvaten heeft, terwijl de heizeis één handvat heeft. Het blad van de heizicht kan ook kleiner zijn en vooral korter dan dat van de heizeis.' [N 18, 77; I, 26b]
II-4
|
26734 |
heizode |
ris:
res (L332p Maasniel),
vlik:
vlek (L332p Maasniel),
vlink:
vleŋk (L332p Maasniel)
|
Afgestoken stuk hei. [N 14, 77b; N 14, 77c; N 27, 39h; N 27, 39g; N 18, add.; N 11, add.; S 46; A 39, 15a; A 39, 15b; R 3, 98; L 8, 123; L B2, 274; AGV, k6; monogr.]
I-8
|
33708 |
heizode los- en stukploegen |
breken:
brē̜kǝ (L332p Maasniel),
ontginnen:
ontginnen (L332p Maasniel)
|
[N 27, 16]
I-8
|