e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasniel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hecht van een mes handvat: handjvat (Maasniel), steel: sjteel (Maasniel), letterlijk overgenomen  sjtee.l (Maasniel) handvat van een mes (hecht, heft) [N 20 (zj)] III-2-1
heen en weer (bewegen) op en af: (hae löp) òpénaa:f (Maasniel), schokkelen: sjoekele (Maasniel) heen en weer lopen [op en aaf lope] [N 07 (1961)] || sterk heen en weer bewegen, gezegd van bijv. water in een glas [zwalpen] [N 91 (1982)] III-4-4
heen en weer draaien wiebelen: wiebele (Maasniel) Heen en weer draaien (drispelen). [N 84 (1981)] III-1-2
heen en weer schuiven schravelen: sjravelen (Maasniel) Heen en weer schuiven (winaauwen, wiemelen). [N 84 (1981)] III-1-2
heerbaan grote weg: grote waig (Maasniel) een grote, brede weg (dijk, heerbaan, heerstraat) [N 90 (1982)] III-3-1
hees, schor hees: heis (Maasniel) schor, schor zijn [ruigsen, hees, gees zijn] [N 10 (1961)] III-1-2
heibezem heibezem: heibessem (Maasniel), heibéssem (Maasniel), heienbezem: Zie tekening: a (linkse)  heijebessem (Maasniel) bezem (soorten) [DC 15 (1947)] || bezem gemaakt van heitakjes (heiwasser, heibezem) [N 20 (zj)] III-2-1
heizicht, heizeis heizicht: heizicht (Maasniel) Gereedschap om hei te maaien. In dit lemma zijn verwerkt de gegevens van de enqu√™tevraag naar ''de zeis om hei te maaien'' (I, 26b) en de vraag naar ''de zeis speciaal voor hei te maaien en russen te steken'' in N 18, vraag 77. Van Vessem wijst op pag. 99 ook al op het probleem dat veel informanten de zicht- en zeisbenamingen door elkaar heen gebruiken, omdat de overeenkomst tussen beide werktuigen erg groot is. Ook in dit lemma komen de zicht- en zeisbenamingen door elkaar heen voor. Men mag er niet van uitgaan dat de verschillende woordtypen steeds hetzelfde gereedschap aanduiden. Gemeenschappelijk is welde gebruiksmogelijkheid van dit gereedschap, namelijk om er hei mee te maaien. Een verschil tussen heizicht en heizeis kan zijn dat de heizicht twee handvaten heeft, terwijl de heizeis één handvat heeft. Het blad van de heizicht kan ook kleiner zijn en vooral korter dan dat van de heizeis.' [N 18, 77; I, 26b] II-4
heizode ris: res (Maasniel), vlik: vlek (Maasniel), vlink: vleŋk (Maasniel) Afgestoken stuk hei. [N 14, 77b; N 14, 77c; N 27, 39h; N 27, 39g; N 18, add.; N 11, add.; S 46; A 39, 15a; A 39, 15b; R 3, 98; L 8, 123; L B2, 274; AGV, k6; monogr.] I-8
heizode los- en stukploegen breken: brē̜kǝ (Maasniel), ontginnen: ontginnen (Maasniel) [N 27, 16] I-8