22398 |
kienen |
kienen:
kiene (L332p Maasniel)
|
Het spel waarbij de spelers elk één of meer kaarten hebben met daarop een aantal cijfers tussen 1 en 90. Die cijfers moeten opgevuld worden; ze worden willekeurig opgeroepen; winnaar is degene die het eerst een rij vol heeft [kienen, lotto, kienspel]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20592 |
kieskauwen |
pitsen:
pitse (L332p Maasniel)
|
lastig met eten; Hoe noemt U: Lastig met eten, gezegd van iemand die altijd weinig eet [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18818 |
kieskeurig |
lastig:
lestig (L332p Maasniel)
|
niet gauw tevreden met de kwaliteit van iets dat men wil aanschaffen; met een moeilijk te bevredigen smaak [kieskeurig, lekker, lakker] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17919 |
kietelen |
kietelen:
kiedele (L332p Maasniel)
|
Kietelen, kriebelen: de huid op gevoelige plaatsen licht aanraken, bijv. uit plagerij; kriebelen (kietelen, kriebelen, kielen, kriekelen,krevelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24416 |
kieuwen |
kieuwen:
kiewe (L332p Maasniel)
|
Hoe noemt u de vlezige platen aan de kop van een vis waardoor hij ademhaalt (kieuw, koen, wam) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
21828 |
kieuwen (wbd) |
schreeuwen:
sjreeve (L332p Maasniel)
|
uit de verte roepen [kieuwen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
18893 |
kiezen |
kiezen:
keeze (L332p Maasniel)
|
een keus doen uit een aantal voorwerpen of personen [fineren, begeren, uitmunten, uitkiezen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24336 |
kikkerdril |
kwekkerdengegeut:
kwekkertegegeut (L332p Maasniel),
kwekkertegegöts (L332p Maasniel)
|
kikkerdril || kikkerrit [DC 09 (1940)]
III-4-2
|
24467 |
kikkerdril (2, bewerkt) |
(-)geut, gegeut:
kwekkertegegeut (L332p Maasniel),
kwekkertegegöts (L332p Maasniel)
|
kikkerdril || kikkerrit [DC 09 (1940)]
III-4-2
|
24309 |
kikkervisje |
koelkop:
kuulkop (L332p Maasniel, ...
L332p Maasniel),
koelkopje:
kuulköpke (L332p Maasniel)
|
dikkopje || kikkervisje [DC 09 (1940)], [DC 17 (1949)]
III-4-2
|