e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasniel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
maaipad voor de machine aanwerk: ānwęrk (Maasniel) Het pad dat men met de zicht of met de zeis aanmaait op een veld dat men verder met de machine maait. Hier de zelfstandige naamwoorden. [N 15, 25b; JG 1c, 2c; Goossens 1963, krt. 24; monogr.] I-4
maaivoeten schaatsen: sjaatse (Maasniel) maaibenen: Met de voeten buitenwaarts gaan (maaibenen, maaien). [N 84 (1981)] III-1-2
maalstoel van de handmolen maalstoel: mālstōl (Maasniel) Het houten onderstel van de handmolen. [N D, 24] II-3
maanblind paard maanoger: mǭnø̜i̯gǝr (Maasniel) Gezegd van een paard met een periodieke oogontsteking, gewoonlijk om de maand of na twee maanden. Het paard is dan lichtschuw en het hele oog vertoont ontstekingsverschijnselen: een sterke traanafscheiding en een roodachtige kleur van de bindhuid. De kwaal is gewoonlijk na twee à drie weken geweken, maar kan zich ook periodiek herhalen en tot blindheid leiden. De naam maanblindheid houdt verband met de vroegere mening, dat deze kwaal maandelijks, bij het op- en afgaan van de maan, terugkeerde. [A 48A, 38a; N 8, 62p en 90v] I-9
maandag na driekoningen verloren maandag: verlaore maondaag (Maasniel), verlaore maondjig (Maasniel), (is in gebruik geweest).  verlaore maond(j)ig (Maasniel) De naam voor de maandag na Driekoningen [koppermaandag, verloren maandag, floramaandag]. [N 88 (1982)] || Maandag na Driekoningen [koppermaondjeg, verloore maondag]. [N 06 (1960)] III-3-2
maandag voor aswoensdag vastelavondsmaandag: vastelaovesmaondaag (Maasniel) De naam voor de maandag vóór aswoensdag. [N 88 (1982)] III-3-2
maantje op de nagel maantje: möönke (Maasniel) maantje: Lichter gekleurd gedeelte onderaan de vingernagels (maantje). [N 84 (1981)] III-1-1
maat houden bij het dorsen slaghouden: šlāxhǭi̯ǝ (Maasniel) Wanneer men met meer dan één man dorst, moet men goed de maat houden; zie ook de algemene toelichting bij deze paragraaf. In dit lemma staan de benamingen voor dit houden van de juiste maat bijeen. De uitdrukking boekweit dorsen, of beter: boekweitkoek dorsen of - slaan (en heteroniemen, zie het lemma ''boekweit'', 1.2.10) betekent doorgaans: "ritmisch, op maat dorsen"; de term is een onomatopee. Soms ook betekent de uitdrukking dat alle dorsers tegelijk slaan ten teken dat het dorsen klaar is. In L 326 merkt de zegsman opdat deze uitdrukking "verkeerd dorsen" betekent. Trompen is wel de benaming voor het ritmisch luiden van de kerkklok; vergelijk ook het type luiden zelf. Voor de fonetische documentatie van het woord [dorsen], zie het lemma ''dorsen'' (6.1.1).' [N 14, 12 en 14b; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
maat, algemeen maat: maot (Maasniel) de eenheid waarmee lengten, inhouden etc. worden gemeten, in het algemeen [maat, pegel] [N 91 (1982)] III-4-4
maatje, maat van 0,1 liter maatje: (vloeibaar).  mēūtje (Maasniel) de maat die een inhoud aangeeft van 0,1 liter [maatje] [N 91 (1982)] III-4-4