e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasniel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
raaskallen lullen: lulle (Maasniel) onzin praten, raaskallen [revelen, raaskallen, wauwelen, lullen, bazelen] [N 87 (1981)] III-3-1
raden raden: rao.je (Maasniel), raoje (Maasniel) raden [N 07 (1961)] III-3-2
radio radio: radio (Maasniel) een radio-ontvangtoestel [radio] [N 90 (1982)] III-3-1
rafelen rafelen: raofele (Maasniel) aan de rand uiteenvallen in afzonderlijke draden, het loslaten van draden, gezegd van weefsel [rafelen, raffelen, reffelen, riefelen] [N 86 (1981)] III-1-3
ragebol halve maan: halve maan, ook gebruikt als glazewasser steel ca 2 meter lang  halfmaan (Maasniel), spinnenjager: sjpinnejaeger (Maasniel), letterlijk overgenomen  sjpinnejae.ger (Maasniel), spinnenveger: spinnevaiger (Maasniel) bezem (met lange steel); inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || bezem gemaakt van berketwijgjes (rijsbezem, berkenbezem, berkenboender) [N 20 (zj)] || borstel; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
rails rails (<eng.): rils (Maasniel) de staven waarop een trein loopt [rails, riels, riggels] [N 90 (1982)] III-3-1
ramen lappen ruiten lappen: rūtə lapə (Maasniel), ruiten wassen: rūtə wasə (Maasniel) ramen zemen [DC 15 (1947)] III-2-1
rammelaar rammelaar: rammeleer (Maasniel) Het speeltuig voor heel jonge kinderen, dat bestaat uit een holle bol met een handvat waarin zich één of meer losse balletjes bevinden [rammelaar, rammel, klater]. [N 88 (1982)] III-3-2
rammelen rammelen: rammele (Maasniel) een onwelluidende, trillende klank voortbrengen, gezegd van loszittende voorwerpen die in beweging gebracht worden [rammelen, rotelen] [N 91 (1982)] III-4-4
rammelkar kar die slaat: kęr di šlęi̯t (Maasniel), schokkelkar: šukǝlkɛr (Maasniel  [(een kar die veel ruimte heeft tussen bus en as)]  ) Kar die veel lawaai maakt. [N 17, 92] I-13