e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasniel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rand van een hoed luif: luif (Maasniel) luifel, overstekende rand van een hoed [N 25 (1964)] III-1-3
rank paard (een) smalle: šmālǝ (Maasniel) Gezegd van een slank, snel paard, dat vaak als rijdier wordt gehouden. [JG 1a; N 8, 20 en 62l] I-9
ranzig garstig: gerstig (Maasniel) ranzig; Hoe noemt U: Sterk smakend, onaangenaam ruikend gezegd van spek (ranzig, garstig) [N 80 (1980)] III-2-3
rapen rapen: rāpǝ (Maasniel) De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d] I-5
rasp rasp: rasp (Maasniel), rijf: letterlijk overgenomen  rie.f (Maasniel) rasp (rief, raspel, raps) [N 20 (zj)] III-2-1
raspen raspen: raspen (Maasniel, ... ) raspen; Hoe noemt U: Met een rasp fijn maken (raspelen, raspen, rieven) [N 80 (1980)] III-2-1, III-2-3
rauw rauw: roewe (Maasniel) rauw; Hoe noemt U: Rauw, niet gekookt (groen, rauw) [N 80 (1980)] III-2-3
ravotten kuiten: kuite (Maasniel) Voor de grap met elkaar worstelen, ravotten, gezegd van kinderen [riepen, riepzakken, raggen, balkuinen, stoeien]. [N 88 (1982)] III-3-2
razen en tieren razen: raozen (Maasniel) luidruchtig uiting geven aan woede [razen, tieren, tekeergaan, tobben] [N 85 (1981)] III-1-4
razend van woede razend: rösend (Maasniel) razend van woede, zeer woedend [dol, dul] [N 85 (1981)] III-1-4