e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasniel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wonde wonde: wonj (Maasniel) Wond: letsel, kwetsuur (blessure, wats, gorre). [N 84 (1981)] III-1-2
woonwagen woonwagen: woonwage (Maasniel) De woonwagen van kermisklanten [karrakiekast, brak]. [N 90 (1982)] III-3-2
wormsteek (subst.) worm: worm (Maasniel), wormsteek: wurmsteek (Maasniel) wormstekig ve appel (subst.) [DC 23 (1953)] III-2-3
worstelen worstelen: worstelen (Maasniel) De tak van krachtsport waarbij het doel is de tegenstander door bepaalde grepen en bewegingen op de grond te werpen [zo dat zijn schouders de grond raken] [worstelen, borstelen]. [N 88 (1982)] III-3-2
worstenbroodje worstenbroodje: Syst. WBD  worstebreudje (Maasniel), wórstebreutje (Maasniel) Worstebroodje (sezijzebreudje?) [N 16 (1962)] III-2-3
wortelenstamppot moerenrats: Syst. WBD Wortelen en aardappelen onderen.  moereratsj (Maasniel) Stamppot, heel in het algemeen [N 16 (1962)] III-2-3
wortelenvlaai moerenvlaai: Syst. WBD  moereflaai (Maasniel), Syst. WBD Heel oud.  moe.reflaaj (Maasniel) Vla met vulling van wortelen [N 16 (1962)] III-2-3
wortelklomp van een struik boks: boks (Maasniel) [N 27, 9c] I-8
worteltje moortjes: muurkes (Maasniel) De kleine soort penen die men in de moestuin kweekt [N Q (1966)] I-7
wrijven wrijven: vrieve (Maasniel) Wrijven: met de hand herhaaldelijk over iets strijken (wrijven, frotteren). [N 84 (1981)] III-1-2