e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasniel

Overzicht

Gevonden: 3787
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zitbeenderen stuit: štȳt (Maasniel), stuitbenen: štȳtbɛi̯n (Maasniel) Onderdeel van het beenderenstelsel aan het achtereinde van de rug. [N 3A, 110c] I-11
zitvlak van een broek boksenbodem: bokse baom (Maasniel) zitvlak, kruis, bodem van de broek [boksebaom, zolder, zuur schrej, kont, wan] [N 23 (1964)] III-1-3
zoden afsteken afrissen: āfresǝ (Maasniel) Een object russen, vlaggen, zoden enzovoorts is niet gedocumenteerd. [N 14, 78; N 27, 39g; N 18, add.; JG 1b] I-8
zogen, voeden (overg.) de mem geven: de mem gaive (Maasniel) borstvoeding geven: Een kind aan de borst voeden (minnen, de mem geven, houden). [N 84 (1981)] III-2-2
zomerkapmanteltje pelerine (<fr.): pelderien (Maasniel), pellerrein (Maasniel) kapmanteltje voor de zomer met een ovaalvormig voor- en achterpand [pelderien] [N 25 (1964)] III-1-3
zomerkleren zomerkledage: zomer kleiazie (Maasniel), zomerkleren: zomer kleier (Maasniel) zomerkleren [N 23 (1964)] III-1-3
zondagse kleren `s zondagse kleren: sonjese kleier (Maasniel) zondagse kleren [t sondagsdinge] [N 23 (1964)] III-1-3
zonder opzet zonder bezei: songer besej (Maasniel) zonder opzet, zonder bedoeling [buiten besouw] [N 85 (1981)] III-1-4
zonder voor spitten voor de hand omgraven: vør dǝ hantj˱ [omgraven] (Maasniel) Manier van spitten waarbij men - anders dan bij het spitten in voren - min of meer in de breedte werkt en iedere spade grond voor zich uit (voor de hand) omlegt. [N 11, 65c; N 11A, 148b; div.] I-1
zool zool: zǭl (Maasniel) Het gedeelte van de onderkant van de hoef rondom de straal (3.6.3). [N 8, 33] I-9