34141 |
bronstig op andere koeien springen |
rijden:
rii̯ǝ (L332p Maasniel),
schurgen:
šø̜rgǝ (L332p Maasniel)
|
[N 3A, 9b]
I-11
|
33864 |
bronstig, van merries |
paards:
pē̜rs (L332p Maasniel)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van merries. Een hengstige merrie reageert op de aanwezigheid van de hengst met het optillen van de staart. Ze neemt herhaaldelijk een urirende houding aan, waarbij kleine hoeveelheden urine worden geloosd, terwijl de clitorisch ritmisch naar buiten wordt geperst. Bij de afwezigheid van de hengst zijn deze symptomen minder duidelijk of soms geheel afwezig. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 8, 42a en 44; N 8A, 2; monogr.]
I-9
|
20710 |
broodje |
broodje:
Syst. WBD
breudje (L332p Maasniel),
breutje (L332p Maasniel)
|
Welke dialectbenamingen kent U voor kleine wittebroodjes? (pistolee, kadetjes, kerneeke, frans broodje, spaans broodje, krombroodje, koekestel, bestel, krol, knubbeltje [N 16 (1962)]
III-2-3
|
19531 |
broodmes |
broodmes:
broodmets (L332p Maasniel),
letterlijk overgenomen
broo:tméts (L332p Maasniel)
|
mes waarmee brood wordt gesneden [N 20 (zj)]
III-2-1
|
20670 |
broodpap |
broodpap:
Syst. WBD
broo:tpap (L332p Maasniel),
pap met broodstompen:
Syst. WBD
pap mit broodsjtump (L332p Maasniel)
|
Pap met stukjes roggebrood (pap met vuurstenen?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20706 |
broodpop |
koekenman:
Syst. WBD
koekeman (L332p Maasniel),
mikkenman:
Syst. WBD Ene mikkeman wordt meestal figuurlijk gebruikt, en is dan synoniem met hampeleman, dus een onhandig, sufferig iemand. In de betekenis van mik in de vorm van een man heb ik ook wel de uitspraak miGGeman gehoord.
mikkemanne (L332p Maasniel)
|
Wittebrood in de vorm van een man (steeve, steeveman, weggeman, nieuwjaarsman, ziepesprengert, boekeman?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
24983 |
bros, breekbaar |
broos:
broos (L332p Maasniel)
|
hard aanvoelend en toch gemakkelijk breekbaar [bros, sprok, ras, broos] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
23221 |
bruidje in de processie |
bruidje:
Dit wordt ook gezegd van een kwajongen, deugniet.
e bruu.tje (L332p Maasniel)
|
Bruidje in de processie. [N 07 (1961)]
III-3-3
|
20390 |
bruiloft |
bruiloft:
broelof (L332p Maasniel)
|
de plechtigheid waarbij het samenleven van een man en een vrouw wettelijk geregeld wordt [huwelijk, trouw, trouwerij] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
34197 |
brulkoe |
brul:
brøl (L332p Maasniel)
|
Een koe die aan de brulziekte lijdt. [N 3A, 101, A 48A, 45b, 45c; L 19B, 4a]
I-11
|