e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
een paard beslaan beslaan: bǝslō.n (Maastricht) Een paard van hoefijzers voorzien. Tijdens het beslaan wordt het paard in de hoefstal van de smidse geplaatst. De hoefsmid verwijdert eerst met behulp van de hoefhamer en de hoeftang het oude hoefijzer. Vervolgens bewerkt hij de hoef door middel van het hoefmes en de hoefrasp. Het nieuwe hoefijzer wordt gewoonlijk warm gepast. Daarvoor wordt het gelijkmatig donkerrood verhit en enige ogenblikken tegen de besneden hoef gehouden. Het ijzer moet overal dicht tegen de hoef passen; aan onverbrande plaatsen onder de hoef kan de smid zien dat deze nog met de hoefrasp moet worden bijgewerkt. Het ijzer wordt met hoefnagels aan de hoef bevestigd. De nagels worden daartoe eerst met behulp van de beslaghamer door de hoef geslagen. Dan worden de uitstekende uiteinden van de hoefnagels met de hoeftang tot op 3 mm afgeknepen. Het gedeelte van de hoefnagel dat nog uitsteekt, wordt vervolgens omgeslagen in een uitholling van de hoef die door middel van de onderkapper is gemaakt. Tot slot wordt de hoef soms nog met de hoefrasp bijgewerkt. [JG 1a; JG 1b; N 100, 17; monogr.] II-11
een pak slaag geven aframmelen: aoframmələ (Maastricht), bataille (fr.) geven: battaj (Maastricht), een pak slaag geven: è pak sleeg geve (Maastricht), een pak zwens geven: è pak zwéns geve (Maastricht), houwen: houwe (Maastricht, ... ), kletsen: kletse (Maastricht), rossen: rosse (Maastricht) pak slaag geven (batteren, foeksen, foempen, juinen, kletsen, naaien, peren, rossen, smeren, vegen). [N 84 (1981)] III-1-2
een pijnscheut veroorzaken trekken: ət trék (Maastricht) Sterke kriebeling of trekking door pijn veroorzaken (morren). [N 84 (1981)] III-1-2
een priktol bovenhands uitwerpen hakken: Sub hakkevleis, in de uitroep bij het hakke: -, sjenevleis, duvelsvleis! Het hakke is een spel met de dop, waarbij den speler met de peel van zijn dop tracht de dop van zijn tegenstander zo te treffen, dat deze dop in stukken valt. De peel is dan zijn eigendom. De uitroep is een waarschuwing aan de omstaanders, omdat zij gevaar lopen dat hun hakken of schenen getroffen worden bij het werpen en zij dan kans lopen, dat er op hun hakken of schenen wild vlees (= duvelsvleis) ontstaat (Franquinet).  hakke (Maastricht) Hakken. III-3-2
een priktol bovenhands uitwerpen -> met een priktol spelen kokkerellen: kokkerelle (Maastricht) Een priktol [tol met een ijzeren punt die geworpen wordt] bovenhands uitwerpen, om er een andere mee te treffen [kampen, kappen, klodderen]. [N 88 (1982)] III-3-2
een rad optrekken inbinden: enbendǝ (Maastricht) In het algemeen een wielband om de velg van een karwiel leggen. Zie ook de lemmata ɛbandenhaakɛ en ɛtrekhaakɛ.' [N G, 46c; A 42, 17 add.] II-11
een riek mest riek (mest): rēk (Maastricht) Een riek mest is de hoeveelheid mest die men in één keer met de riek kan opnemen. Die hoeveelheid is kleiner naarmate de mest meer verteerd is en daardoor gemakkelijker uiteenvalt. Van de termen die in dit lemma voorkomen, zijn er sommige (ook) van toepassing op een brok of klont mest: een aaneenklevende, weke massa goed verteerde mest. [N M, 12a; JG 1a + 1b + 2c; N 11A, 14; monogr.] I-1
een rozenhoedje bidden rozenhoedje beden: rozehoedje bèjje (Maastricht), rozenkrans beden: de roezekraans beije (Maastricht), de roezekrans beije (Maastricht), de roezekrans bèje (Maastricht), unne roezekrans bèjje (Maastricht), zich de rozenkrans beden: zich de roezekrans beije (Maastricht) Een Rozenhoedje bidden [de roozekrans bèèje, ziech der roeëzekrans beëne?]. [N 96B (1989)] III-3-3
een sloot uitdiepen uitgraven: ūtgrāvǝ (Maastricht) Het uitdiepen of het op diepte houden van een sloot met behulp van een schop, hak, riek, krabber en een zeis. [A 10, 21; N 18, add.; monogr.] I-8
een spel kaarten speelkaarten (mv.): sp"lkārt (Maastricht), spel: speul (Maastricht), Sub kaarspel.  e speul kaarte (Maastricht), stokje: stukske (Maastricht) [Een pak speelkaarten]. || Een spel kaarten [stok, spel, speul]. [N 88 (1982)] III-3-2