e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
eenentwintigen (kaartspel) banken: eenentwintigen  bāŋkə (Maastricht) Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)] III-3-2
eenjarige plant eenjarig goed: éénjaorich góót (Maastricht) Hoe noemt u: planten, door zaaien vermeerderd, met een levensduur van 6-8 maanden (uitzonderingen daargelaten!) (éénjarige planten) [N 73 (1975)] III-4-3
eenmaal geschoren schaap jarige: jø̜̄regǝ (Maastricht) Bedoeld wordt een schaap dat eenmaal is geschoren en één paar vaste tanden heeft. Het schaap wordt voor de eerste keer geschoren als het ongeveer 15 maanden oud is. Het heeft twee tanden als het ongeveer een-en-driekwart jaar oud is. Men kan zeggen dat het in dit lemma gaat om een schaap van ongeveer 15 maanden tot ongeveer 2 jaar. [N 77, 12; N 77, 13; N 70, 6a; JG 1d; AGV, m 3; monogr.] I-12
eenscharige ploeg, rondgaande ploeg, voetploeg, radploeg, karploeg steltploeg: stɛ.lt[ploeg] (Maastricht  [(om stoppels te ploegen)]  ) In dit lemma zijn de benamingen bijeengebracht voor a) de oude, houten, later ook ijzeren voetploeg, die in plaats van een schaats soms een wieltje had; b) de oude houten, later ook wel ijzeren karploeg waarmee men ofwel naar één kant, dus "rond" moest ploegen ofwel heen en weer kon ploegen, omdat kouter en riester op een naar rechts resp. naar links om te ploegen voor konden worden ingesteld. De oude ploeg kon, zoals de voetploeg in K 315, 353, 359 en Q 27 en de houten karploeg in L 115, ook gewoon "de ploeg" genoemd worden, omdat hij ter plaatse destijds het enige of meest gebruikte type was. Voor zijn opvolger, en met name de wentelploeg, kwam dan meestal een bijzondere term in gebruik. [N 11, 30 + 32c + 32e; N 11A, 67 + 68 + 69 + 75e + 78 + 97 + 114; N J, 10 add.; JG 1a + 1b; N 12, 25 add.; N 27, 14 + 15 add.; A 27, 24 add.; A 33 add.; div.; monogr.] I-1
eenvoudig bedeesd: bedees (Maastricht), eenvoudig: eenvoudig (Maastricht, ... ), einvaodig (Maastricht), invoudig (Maastricht, ... ), invoudəch (Maastricht), īnvòwdich (Maastricht), ənvo:wdeͅx (Maastricht), ənvoudəg (Maastricht), gewoon: gewoen (Maastricht) eenvoudig [ZND 01 (1922)] || zonder overdaad, weelde of vertoon, niet voornaam [bedest, gewoon, eenvoudig] [N 85 (1981)] III-1-4
eenvoudige of armoedige woning barak: brak (Maastricht), barakje: brèkske (Maastricht), hut: van stro  hut (Maastricht), kavaalje: kavāljə (Maastricht), keet: keet (Maastricht, ... ), (wèrrekkeet)  keet (Maastricht), kot: van hout  kot (Maastricht), krot: krot (Maastricht) Een eenvoudige, kleine, soms armoedige woning van hout, riet, stro of plaggen gebouwd (kot, hut, brak, keet, patiek) [N 79 (1979)] || krotwoning III-2-1
eenzaam alleen: allein (Maastricht, ... ), àlèjn (Maastricht), əllejn (Maastricht), eenzaam: einzaam (Maastricht, ... ), eins: vgl. Maastricht Wb. (pag. 88): einsig, enig.  einsje (Maastricht), moederzielig alleen: moorzielig allein (Maastricht) alleen, zonder gezelschap; ver van mensen verwijderd [eenlijk, eendelijk, allenig, enig, eens] [N 87 (1981)] III-3-1
eenzaat eenling: einling (Maastricht), einzige (<du.), een ~: ənə einsigə (Maastricht), zonderling: zonderling (Maastricht) alleen, zonder gezelschap; ver van mensen verwijderd [eenlijk, eendelijk, allenig, enig, eens] [N 87 (1981)] III-3-1
eer aan de vader eer aan de vader: eer aan de vader (Maastricht), ier aon de vader (Maastricht), ier aon de vajer (Maastricht), glorie zij de vader: glorie zij d`n vader (Maastricht), Glorie zij de Vader (Maastricht) Het "Eer aan de Vader..."of "Glorie zij de Vader...". [N 96B (1989)] III-3-3
eerherstellende communie communie (<lat.) tot eerherstel: kemunie tot ierherstèl (Maastricht), communie (<lat.) van eerherstel: communie vaan ierherstel (Maastricht), kemuunie van ierherstel (Maastricht), eerherstellende communie (<lat.): ierherstèllende kemunie (Maastricht), uitstelling van het allerheiligste: oetstèlling vaan ut allerheiligste (Maastricht) Een eerherstellende communie op de 1e vrijdag van de maand. [N 96B (1989)] III-3-3