e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
egelboterbloem boterbloem: Spelling: "fonetisch", alles omgespeld  bōtərblom (Maastricht), WLD  bootərblom (Maastricht) Egelboterbloem (ranunculus flammula 15 tot 50 cm groot. De stengels staan rechtop of zijn opstijgend, soms gedeeltelijk liggend en wortelend; de bladeren zijn langwerpig tot lancetvormig, de onderste zijn lang gesteeld en gaafrandig of iets getand; de b [N 92 (1982)] III-4-3
eggen egen: ēgǝ (Maastricht) Het land met de eg bewerken, met de eg over het land gaan. Bedoeld wordt die bewerking waarbij de tanden van de eg door de grond gaan. Voor de bewerking van de grond met een ondersteboven gekeerde eg zie men het lemma ''slepen''. De verschillende manieren van eggen komen in de volgende lemmata aan de orde. NB 1. Hieronder worden de typen eegden, egen en eggen onderscheiden. Onder verwijzing naar dit lemma wordt het betrokken woord(deel) in de volgende lemmata door ''eggen'' resp. ''eggen'' gesubstitueerd. 2. In de volgende lemmata is het werkwoordelijk deel eggen bij de dialectvarianten kortheidshalve weggelaten. In verband daarmee wordt eventuele assimilatie c.q. invoeging van een verbindings-n aan het slot van het aan eggen voorafgaande woord(deel) niet tot uitdrukking gebracht. [JG 1a + 1b; N 11, 79; N 11A, 170; N 15, 3; R 3, 4; div.; monogr.] I-2
ei van een jonge kip pulleneitje: pø̜lǝęi̯kǝ (Maastricht) [Gwn add.; monogr.] I-12
ei zonder schaal liesei: lisęi̯ (Maastricht), liezenei: lezǝnęi̯ (Maastricht), lizǝnęi̯ (Maastricht), lizǝęi̯ (Maastricht), lēzǝęi̯ (Maastricht), windei: wendęi̯ (Maastricht), wēndē̜.i̯ (Maastricht), wēndęi̯ (Maastricht), wēntęi̯ (Maastricht) Ei dat alleen door een vlies is omgeven en dat geen schaal heeft. [N 19, 54a; N 7, 11; JG 1b, 1c, 2c; L 5, 80; Vld.; L B2, 366; monogr.] I-12
eierdopje eierdopje: eierdöpke (Maastricht), eijerdöpke (Maastricht, ... ), ijerdöpke (Maastricht), ¯t eijerdöpke is gebroke: het dopvormig kopje voor een gekookt ei  eijerdöpke (Maastricht) eierdop || eierdopje [DC 39 (1965)] III-2-1
eieren opkopen en verkopen handelaar (zn.): handeleer (Maastricht), opkopen: opkoupə (Maastricht) bij de boeren eieren opkopen en ze op de markt verkopen [kutsen] [N 89 (1982)] III-3-1
eierkoek cake: keek (Maastricht), kēēk (Maastricht), eierkoek: eierkook (Maastricht, ... ), eijerkook (Maastricht, ... ), ijjərkook (Maastricht), èjərkók (Maastricht), éjərkōōk (Maastricht), koek: kook (Maastricht), lochte deeg: lochten deig (Maastricht) eierkoek; Hoe noemt U: Een zachte koek gebakken van fijn deeg, waarin eieren zijn gekneed (eierkoek, eierstruif, flets) [N 80 (1980)] III-2-3
eiertikken eieren tikken: eier tikke (Maastricht), eitje tikken: èjkə tikə (Maastricht), kippen: Z. knotsen b).  kippe (Maastricht), knotsen: knootse (Maastricht), knotsen (Maastricht), knōtse (Maastricht), knoͅtsjə (Maastricht), knoͅtsə (Maastricht, ... ), Mèt Paose stónte ze op de merret bij t kräömke te -.  knótse (Maastricht), knutsen: #NAME?  eieren} knötsen (Maastricht), paaseieren klutsen: Paos-eier klutse (Maastricht), tikken: tikke (Maastricht) (Eieren) tikken. || b) Eieren tikken. || Het gebruik om met hardgekookte eieren tegen elkaar te tikken [eiere tietsje, kuppe]. [N 96C (1989)] || Het spelletje waarbij men probeert met een hardgekookt ei het ei van de tegenstander kapot te tikken [(eier)tikken, kippen, knutsen]. [N 88 (1982)] || spelletjes met eieren [VC 29 (1964)] III-3-2
eigendom bezit: bezit (Maastricht), eigendom: eigedom (Maastricht), eigendom (Maastricht, ... ), eigendóm (Maastricht), eigəndom (Maastricht, ... ), eigəndòm (Maastricht), goed: goot (Maastricht) de omstandigheid dat een zaak iemand toebehoort; het recht iets zijn eigen te noemen [eigendom, maagschap] [N 89 (1982)] || Noem het (dialect)woord voor: datgene wat je bezit, wat van u is? [eigendom] [N 102 (1998)] III-3-1
eigendomsbewijs contract: kötrak (Maastricht), eigendom: eigendom (Maastricht), eigendombewijs: eigendombewies (Maastricht), eigendomsbewijs: eigendómsbewies (Maastricht), kadastraal bewijs: kaadastraalbəwies (Maastricht) het bewijs dat iets iemands eigendom is [vest] [N 89 (1982)] III-3-1