e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
handelen commerce (fr.) doen: commerce doen (Maastricht), kòmmèrs doen (Maastricht), kòmmèrs dōēn (Maastricht), kómmers doen (Maastricht, ... ), commerce (fr.) drijven: commersj drievə (Maastricht, ... ), handel drijven: handel drieve (Maastricht), handelen: handele (Maastricht, ... ), handələ (Maastricht, ... ), hān.dələ (Maastricht), hà.ndələ (Maastricht), zaken doen: zaakə doen (Maastricht, ... ) handel drijven [komenschappen] [N 89 (1982)] || het kopen en verkopen, het doen van koopmanszaken [agotie, negotie, commerce, handel] [N 89 (1982)] || loven en bieden, de waren aanprijzen [koopman] en er een prijs voor bieden (koper) [handelen] [N 89 (1982)] III-3-1
handeling chose (fr.): sjoos (Maastricht), daad: daod (Maastricht, ... ), daot (Maastricht, ... ), ənən daot (Maastricht), ⁄nen daod stèlle (Maastricht), gang: aon de geng goon (Maastricht), gaank (Maastricht), zənə gaank goon (Maastricht), handeling: handeling (Maastricht), verrichting: verriechteng (Maastricht) een op zichzelf staande, niet werktuigelijke verrichting, een handeling [gangen, gang, daad] [N 85 (1981)] III-1-4
handen (kindernamen) handjes: hennekes (Maastricht), knoeveltjes: knoevelkes (Maastricht), polletjes: poelekes (Maastricht), pòllekes (Maastricht), pootjes: putekes (Maastricht), puutsjes (Maastricht) hand: kinderwoorden (pol, polleke, poeleke] [N 10 (1961)] III-1-1
handen (spotnamen) fikken: fikke (Maastricht, ... ), jatten: jatte (Maastricht, ... ), klauwen: klawwe (Maastricht, ... ), klavieren: klàvīr (Maastricht), knoevelen: i.e. dikke handen.  knoevele (Maastricht), knoken: kneuk (Maastricht), poten: poet (Maastricht), puuj (Maastricht), schoppen: schöppe (Maastricht), troefels: i.e. grote handen.  troffele (Maastricht) [N 10 (1961)]hand [DC 01 (1931)] III-1-1
handgeld handgeld: handgeld (Maastricht, ... ), Algemene opmerking: deze vragenlijst/dit antwoord zo letterlijk mogelijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  hàndgèlt (Maastricht) eerste geld dat iemand ontvangt voor zijn waren [handsgeld?] [N 21 (1963)] III-3-1
handgreep van de booromslag kruk: krø̜k (Maastricht) Het middelste gedeelte van een booromslag dat met één hand wordt rondgedraaid wanneer men boort met de omslagboor. [N 53, 161d; monogr.] II-12
handhei heiblok: hɛjblǫk (Maastricht) Handgereedschap om palen in de grond te slaan. Het bestaat uit een zwaar houten blok waaraan verschillende handvatten zijn aangebracht. Zie ook afb. 26. [N 31, 5b; monogr.] II-9
handig behendig: bəhéndig (Maastricht), frutselaar: frutseleer (Maastricht), handig: hāndəg (Maastricht), hendig (Maastricht, ... ), hèndəch (Maastricht), hèèndich (Maastricht), handigheid: handigheid (Maastricht), vief: vief (Maastricht) goed met de handen terecht kunnend; gemakkelijk en snel iets met de handen kunnen maaken [handig, mieg, erg, snel] [N 85 (1981)] || handig, vaardig, bekwaam in III-1-4
handkar handkar: hantkār (Maastricht) Tweewielige kar die men met de handen voortduwt of trekt. Deze kar heeft twee bomen en zijplanken. [N 17, 15a; N G, 51; JG 1a + 1b; A 42, 4; monogr.] I-13
handlanger opperjong: ōpǝrjoŋ (Maastricht), opperknecht: ōpǝrknɛx (Maastricht), opperman: ōpǝrmān (Maastricht) Helper van de metselaar. Tot de taken van de handlanger behoren onder meer het aandragen van metselstenen en het klaarmaken van de specie. [N 30, 2a; N 30, 2b; N 30, 2c; N 30, 2d; N 30, 40b; N 30, 45a; N 31, 16b; L B 1, 104; monogr.; div.; Vld] II-9