e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
het vlees laten besterven uitsterven: ūtstɛrvǝ (Maastricht), ǫwtstɛrǝvǝn (Maastricht) Na het verwijderen der ingewanden e.d. en het schoonmaken laat men het vlees hangen om het te laten afkoelen en opstijven. De volgende dat wordt het verder verwerkt. Enerzijds is dit een eis van de keuringsdienst (eventuele ziektes e.d. zijn dan makkelijker te constateren), anderzijds komt dit besterven volgens velen de smaak van het vlees ten goede. [N 28, 95; monogr.] II-1
het volle bedrag de volle lagen: Algemene opmerking: deze vragenlijst/dit antwoord zo letterlijk mogelijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  de vòl laogen (Maastricht), het brutobedrag: bruto bedraag (Maastricht), raffel: vgl. Maastricht Wb. (pag. 341): raffel, een grote menigte.  raffel (Maastricht), roffel: [cf. raffel?, rk]  roffel (Maastricht) volle bedrag, de gehele som, zonder korting [de hele poet, de volle roefel, de hele paaj?] [N 21 (1963)] III-3-1
het voorrijzen buiten de trog opgaan: op gōn (Maastricht) De informant van P 56 vermeldt dat het deeg, wanneer het voorgerezen is in de trog of machine, op de bakkerstafel wordt overgebracht voor het narijzen. Sommige informanten beschouwen deze fase als een onderdeel van het voorrijzen. Deze tweede rijsbeurt vindt plaats op de bakkerstafel (Q 121e) of bank (Q 19, 198b) of in de rijskast (L 269). [N 29, 24c] II-1
het voorrijzen in de trog aanzet: ǭnzęt (Maastricht), gisten: gęstǝ (Maastricht), liggen laten: legǝ lǭǝtǝn (Maastricht) Volgens de informant van P 56 worden de grondstoffen in de trog of de machine gebracht. Eerst de bloem (¬± 50 kg). De gist (¬± 1 kg) wordt opgelost in water. Dit mengsel wordt op de bloem gegoten, waarin eerst een soort trechter is gemaakt. Dit alles laat de bakker ongeveer 15 minuten staan. Dit is dan wel het voorrijzen in de trog. [N 29, 24b; N 29, 24a] II-1
het vuur aansteken aanmaken: De kachel aonmake  aonmake (Maastricht) aan het branden brengen III-2-1
het vuur doven blussen: blusse (Maastricht), blösse (Maastricht, ... ), dempen: dempe (Maastricht), ¯t vuur dempe  dempe (Maastricht), doven: daoven (Maastricht), douve (Maastricht, ... ), dōͅu̯və (Maastricht), et vuur daove (Maastricht), ⁄t vuur douve (Maastricht), (bv. van sigaret)  douve (Maastricht), laten uitgaan: (⁄t vuur) laote oetgoon (Maastricht), loate oetgaon (Maastricht), ⁄t vuur laote ōētgoon (Maastricht), uit laten gaan: kachel oet laote goon (Maastricht), oet laote gaon (Maastricht), oet laoten goon (Maastricht), oe‧t lao:te gôôn (Maastricht), uitdoven: oetdouve (Maastricht), uitmaken: ⁄t vuur oetmaake (Maastricht) de kachel dooven [ZND 31 (1939)] || dempen || doven || doven, laten uitgaan, gezegd van vuur in de kachel [N 07 (1961)] || Het branden doen eindigen (blussen, doven) [N 79 (1979)] III-2-1
het vuur wijden op paaszaterdag wijding van het vuur: de wijjing vaan `t vuur (Maastricht), wijing vaan ut vuur (Maastricht), Wijjing van het vuur (Maastricht), wèjing vaan ət vuur (Maastricht) Het gebruik om op Paaszaterdag het vuur te wijden. [N 96C (1989)] III-3-3
het water tegenhouden ophouden: ǫphawǝ (Maastricht) Het water tegenhouden met behulp van één of meer sluizen. [Vds 49; Jan 52; Coe 38; Grof 66] II-3
het zielboek aflezen de dodenlijst aflezen: de doede-lies aofleze (Maastricht), het bedeboek van de gestorvenen voorlezen: beijbook van de gestorreve veurleze (Maastricht) Het zielenboek aflezen. [N 96B (1989)] III-3-3
het zielboek voldoen betaalde mis: betaolde mès (Maastricht) Het zielenboek voldoen, de hiervoor verschuldigde bijdrage betalen. [N 96B (1989)] III-3-3