e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kleppers kleppen: klep (Maastricht), kleppers: klepper (Maastricht, ... ), kleͅpər (Maastricht, ... ), Z. ook ratel.  klepper (Maastricht) Elk van de twee houtjes die de kinderen tussen de vingers snel tegen elkaar slaan om een klepperend geluid te maken [klepper, klapper, kap, klakker]. [N 88 (1982)] || Klep: 2, a) voorwerp waarmee men klept. || Klepper: Iem. die klept; inz. het jongensspeelgoed; een der plankjes waarmee men klep. III-3-2
kletsen flauwekul (zn.): flawwekûl (Maastricht), kletsen: kletsə (Maastricht), Van Dale: II. kletsen, 2. met of onder elkaar babbelen, beuzelpraatjes houden...  klètsə (Maastricht), Van Dale: kletsen, 1. (minacht.) praten of met elkaar spreken als iets hinderlijks of vervelends; -2. met of onder elkaar babbelen, beuzelpraatjes houden, hetzij ongunstig (wauwelen) of in neutrale bet., gemoedelijk praten; - in ongunstige zin spreken (over), ongegronde dingen zeggen, kwebbelen; [3.] overbrengen, oververtellen, klikken; 4. roddelen, kwaadspreken; -5. onzin verkopen, bazelen.  kletse (Maastricht), kletsə (Maastricht), schele wauwel (zn.): sjeelə wāwwəl (Maastricht), wauwelen: Van Dale: wauwelen, 1. 1. (inform.) kletsen, vervelend praten; -2. (gew.) kauwen, knabbelen; -3. (gew.) treuzelen, leuteren.  wauwele (Maastricht), wawwele (Maastricht, ... ), wawwələ (Maastricht), wàwwələ (Maastricht), zauwelen: WNT: zauwelen, zavelen, zawwelen. 4. (Limb., de Meierij) Beuzelachtige, onbeduidende praat houden; bazelen, kletsen, wauwelen, zaniken, zeuren.  zawwele (Maastricht), zeveren: Van Dale: zeveren, (gew.), 2. flauwe praat verkopen; -zaniken.  zèèvərə (Maastricht), zwetsen: Van Dale: zwetsen, luidruchtig en onbedachtzaam spreken, m.n. grootspreken, snoeven.  zwetse (Maastricht, ... ), zwetsen (Maastricht), zwètsə (Maastricht) druk praten en fluisteren, gezegd van een groep mensen, roezemoezen [tipselen, strisselen, lispelen] [N 87 (1981)] || kletsen [ZND m] || praten over dingen van weinig belang [zwetsen, kletsen, snateren, klappen, snabbelen, wauwelen, teuten, kebbelen] [N 87 (1981)] III-3-1
kletsoor klatsoortje: kladžyrkǝ (Maastricht) Dun eindje touw of leer aan het uiteinde van het snoer van de zweep dat bij het slaan een knallend geluid maakt. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 95c; L B2, 245; L 8, 142; R 14] I-10
kletswijf blaambekker: vgl. Maastricht Wb.2: blaambek, opschepper.  blaambekker (Maastricht), kakelkont: n kākelkont (Maastricht), klappei: klappe.j (Maastricht), klappei (Maastricht, ... ), klappej (Maastricht, ... ), klappij (Maastricht), klapɛ͂j (Maastricht), klàppeij (Maastricht), kələpèj (Maastricht), kletskont: kletskoont (Maastricht), kletskous: kletskous (Maastricht, ... ), n kletskōūs (Maastricht), kletswijf: e kletswiēf (Maastricht), kletswief (Maastricht), klētswīēf (Maastricht), ratel: n rātel (Maastricht), schateranneke: e sjāteranneke (Maastricht), snip: vgl. Maastricht Wb. (pag. 393): II snip, vinnig vrouwmens.  snep (Maastricht), viswijf: viswief (Maastricht), wauwel: n wāwel (Maastricht), wauwelaar: wouweleer (Maastricht) een vrouw die veel babbelt [klappei, kwek, kommeer, blameer, viswijf] [N 87 (1981)] || Hoe heet een vrouw die veel babbelt [ZND 27 1938)] || klappei [ZND 01 (1922)], [ZND m] || zijn tijd met praten verbeuzelen [lameren] [N 87 (1981)] III-3-1
kleursel waterbeits: wātǝrbęjts (Maastricht) In dit lemma zijn een aantal algemene benamingen voor houtkleursel opgenomen. Zie ook de volgende lemmata. [N 56, 44a] II-12
kleurstof menie: mē.ni (Maastricht) Kleurstof die wordt gebruikt bij het rijen. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛscherprijɛ. In dit lemma zijn de verschillende kleurstoffen bijeengeplaatst die door de molenaar worden gebruikt. Waterverf wordt toegepast, omdat dit weer gemakkelijk van de steen verwijderd kan worden. Op deze wijze vermijdt men problemen bij de volgende onderhoudsbeurt: alle verf moet dan verdwenen zijn. De term doodskop wordt in Q 88 gebruikt voor ø̄menieø̄.' [Coe 168 add.; Grof 202] II-3
kleurx kleur: kleur (Maastricht, ... ), klør (Maastricht, ... ), gelaatskleur  kleur (Maastricht, ... ), kaartkleur  kleur (Maastricht), ps. letterlijk overgenomen.  kleŭr (Maastricht, ... ) kleur [DC 42B (1967)], [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)] || kleur (gelaatskleur) || kleur (kaartkleur) || kleur (oogindruk) III-4-4
klezoor kwart brik: kwārt˱ brek (Maastricht), kwart steen: kwārt stęjn (Maastricht) Het vierde deel van een metselsteen. Een klezoor kan door de metselaar worden gemaakt door met de troffel een deel van een metselsteen af te slaan. Daarnaast worden klezoren ook in het juiste formaat door steenfabrieken vervaardigd. Ze dienen tot het verkrijgen van een deugdelijk metselverband. [N 31, 19c; monogr.] II-8
kliefhamer kloofhamer: klōfhāmǝr (Maastricht), splijthamer: splīthāmǝr (Maastricht) De zware, houten hamer met lange steel die samen met de kliefbijl wordt gebruikt om hout te klieven. De kop van de hamer is volgens de respondent uit Eygelshoven (Q 119) versterkt met ijzeren banden (īzǝrǝ bɛŋ). De kliefhamer wordt onder meer gebruikt door de timmerman, de wagenmaker, de klompenmaker en de kuiper. Zie ook afb. 4.' [N E, 8a; N G, 40c; N 53, 128; N 75, 133c; A 29a, 1; monogr.] II-12
kliefhout klover: klōvǝr (Maastricht) Het houtje of ijzertje waarmee men wissen klieft. Zie ook afb. 265. [N 40, 86; monogr.] II-12