e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lichaam corpus (lat.): korpəs (Maastricht), kòrpus (Maastricht), lichaam: liechaam (Maastricht), līēchaam (Maastricht), lijf: (lief) (Maastricht), prij: 2x  prèj (Maastricht) buik (lijf) [DC 01 (1931)] || lichaam [N 10 (1961)], [ZND 01 (1922)] III-1-1
lichaamskracht energie: dao zit gein energie mie in haöm (Maastricht, ... ), kracht: krach (Maastricht, ... ), macht: mach (Maastricht, ... ) lichaamskracht (kracht die een zieke geleidelijk verspeelt) [macht, maacht] [N 10 (1961)] III-1-2, III-1-4
lichaamsvocht leewater: le:wo:tər (Maastricht), leiwater (Maastricht), leͅjwātər (Maastricht), smeer: smeer (Maastricht), smeersel: smeersel (Maastricht), water: water (Maastricht) het leewater (ziekte van de gewrichten; Fr. épanchement de synovi) [ZND 01u (1924)] || leewater [ZND 01 (1922)] || lichaamsvocht (dat zich bijv. in de gewrichten bevindt) [N 10 (1961)] III-1-2
licht bier jong bier: jong bier (Maastricht), licht bier: lix bēr (Maastricht), pils: pils (Maastricht) Bier dat gebrouwen is uit lichte mout. Volgens de invuller uit L 325 had het "lagerbier" een alcoholpercentage van 6,3 procent, terwijl de zegsman uit Q 99 opmerkt dat het "jong bier" een percentage van 5 procent bevatte. De respondent uit L 210 vermeldt dat het "lagerbier" een laag stamwortgehalte bezat. [N 35, 97; monogr.] II-2
licht verkouden een beetje verkoud: è bitche verkajd (Maastricht) Lichte verkoudheid. Gebruikt men afzonderlijke benamingen voor een zware en lichte verkoudheid [DC 27 (1955)] III-1-2
licht vriezen een beetje vreren: bitsjə vrēerə (Maastricht), ə bitsjə vreerə (Maastricht), ə bittəkə vreerə (Maastricht), een beetje vriezen: e bitsje (Maastricht), licht vreren: lieg vreere (Maastricht), licht vriesweer: liech vreesweer (Maastricht), vreren: vrēērə (Maastricht) lichtjes vriezen [schorzelen] [N 81 (1980)] III-4-4
licht, steenlicht licht: lext (Maastricht), wip: wep (Maastricht) De inrichting waarmee de loper in verticale richting versteld kan worden om de afstand tot de onderste steen te regelen. De taats van het staakijzer of de kleine spil rust daartoe in een taatspot. In oudere molens is deze pot bevestigd op een zware balk, de vonderbalk. Deze balk scharniert aan één zijde in de houtconstructie van de molen, aan de andere zijde wordt hij omhooggehouden met een hefboom, bestaande uit een lichtijzer en een lichtboom met daaraan een koord of ketting en een gewicht. Later werd dit type lichtwerk vooral in watermolens vervangen door een ijzeren systeem. Daarbij staat de taatspot op een ijzeren lat die door middel van een regelrad op en neer geschroefd kan worden (Janssen, pag. 88/89). Zie ook afb. 85. Blijkens de opgaven is licht in P 53 en P 56 onzijdig. [N 0,23a; A 42A, 30; Sche 58; Vds 109; Jan 139; Coe 120; Grof 142; N O, 23p; monogr.; Vld] II-3
lichtbonte koe lichte: lextǝ (Maastricht) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe''(3.3.1). [N 3A, 123b] I-11
lichte nevel echte nevel: eixtə nīvəl (Maastricht), heiig: heïg (Maastricht), nevel: nievel (Maastricht), nifelt (Maastricht) lichte nevel die het zicht vertroebelt [donst, dook, blaok] [N 22 (1963)] III-4-4
lichte overjas demi (fr.): demi (Maastricht), demie (Maastricht, ... ), mi-saison (<fr.): mi saison (Maastricht), overjas: euverjas (Maastricht), seizoensjas: seizoensjas (Maastricht), sezoensjas (Maastricht), surtout (fr.): sertoe (Maastricht), surtoe, sertoe (Maastricht), Fr. surtout. Opm.: Het Frans kent deze bet. niet, wel die van werkjas, damesoverkleed, avondmantel.  sertoe (Maastricht) [sertoe*]: lichte herenoverjas || demi: seizoensjas || herenoverjas, lichte ~ [sertoe] [N 23 (1964)] || seizoensjas: demi-saison || surtout: overjas, demi-saison III-1-3