e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
luiden voor de hoogmis luiden voor de hoogmis: lojje veur de hoegmès (Maastricht), t lojt veur de hoegmès (Maastricht), t lôjje veur de hoegmès (Maastricht) Het luiden van de klokken op zondag een half uur en/of een kwartier vóór de aanvang van de vroegmis, de hoogmis, het lof of de vespers. [N 96A (1989)] || Het tweede luiden vóór de hoogmis [tezamen luiden, tsezame loeë]. [N 96A (1989)] III-3-3
luiden voor de mis de klokken luiden: de klok lojje (Maastricht), klikken: klik (Maastricht), luiden: de klok lout (Maastricht), lojje (Maastricht), luiden voor de mis: lojje veur de mès (Maastricht), lūie veur de mès (Maastricht) De klok luiden vóór de aanvang van de doordeweekse mis(sen). [N 96A (1989)] || Het luiden van de klokken op zondag een half uur en/of een kwartier vóór de aanvang van de vroegmis, de hoogmis, het lof of de vespers. [N 96A (1989)] III-3-3
luiden voor de vroegmis luiden voor de vroegmis: t loit veur de vreugmès (Maastricht), t lôjje veur de vreugmès (Maastricht) Het luiden van de klokken op zondag een half uur en/of een kwartier vóór de aanvang van de vroegmis, de hoogmis, het lof of de vespers. [N 96A (1989)] III-3-3
luiden voor een begrafenis bij de begrafenis beieren: bejjere bij de begraffenis (Maastricht) Het luiden bij de begrafenis [t loet tsóm jraaf?]. [N 96A (1989)] III-3-3
luier doek: dook (Maastricht, ... ), déúk (Maastricht, ... ), unne dook (Maastricht), kindsdoek: kinsdook (Maastricht, ... ), kéntsdóók (Maastricht), luier: luier (Maastricht, ... ), luur (Maastricht), pisdoek: pisdeuk (Maastricht), windel: windel (Maastricht, ... ), windele (Maastricht), windəl (Maastricht), wīndel (Maastricht), wéndəl (Maastricht) luier || luier (kinderdoek) [ZND 01u (1924)] || luier [winjel, luur, kindsdoek, pisdoek, huik] [N 25 (1964)] || luiers; het kind wordt in de luiers gedaan [ZND 01u (1924)] III-2-2
luieren lammeling: lammeling (Maastricht), luieren: lui-jərə (Maastricht), luijere (Maastricht, ... ), luijerre (Maastricht), luijərə (Maastricht), luilakken: lēūjlàk.kə (Maastricht), luilakken (Maastricht), luiwammesen: luijwamməsə (Maastricht), luiwammese (Maastricht) zijn tijd met nietsdoen doorbrengen en ook geen zin hebben om iets te doen [luieren, luibroeken, luierikken] [N 85 (1981)] III-1-4
luierik faulenzer (du.): voel enzel (Maastricht), nietsnut: nietsnut (Maastricht), niksnutser: niksnötser (Maastricht) zijn tijd met nietsdoen doorbrengen en ook geen zin hebben om iets te doen [luieren, luibroeken, luierikken] [N 85 (1981)] III-1-4
luiermand draagkorf: draagkörref (Maastricht), kindskorf: kenskø̜̄rǝf (Maastricht), kinskörref (Maastricht, ... ), unne kinskörref (Maastricht) korf of mand waarin de doeken of luiers van de kleine kinderen wordt bewaard? [ZND 37 (1941)] || luier [winjel, luur, kindsdoek, pisdoek, huik] [N 25 (1964)] || luiermand || Uit witte wissen of buffwissen vervaardigde wasmand voor kinderkleertjes, en dan met name voor luiers. [N 40, 107; N 40, 108; monogr.] II-12, III-2-2
luigat, zoldergat luik: lø̜jk (Maastricht), zakkenlok: zakǝlō.k (Maastricht) Het gat waardoor de luireep loopt en waardoor de zakken worden opgetrokken. Het gat wordt meestal afgesloten door de luival. Daar er sprake kan zijn van een binnen- en een buitenreep, kan het gat zich in en/of buiten de molen bevinden. Bij de standerdmolen bevindt zich een luival in de galerij, buiten de molen. In de watermolen daarentegen is een dergelijke voorziening doorgaans binnen in de molen aan te treffen. [N O, 25u; A 42A, 44 add.; Jan 236; Coe 213; Grof 239] II-3
luikoord, luiketting kettel: kɛtǝl (Maastricht) Het koord of de ketting waarmee de zakken in de watermolen worden opgetrokken of afgelaten. Zie ook afb. 76 en de toelichting bij het lemma ɛluireep, luikettingɛ.' [Jan 232; Coe 208; Grof 235; N O, 25b; A 42A, 44; N O, 25c; N O, 25d; A 42A, 47] II-3