e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
marmeren beeld beeld: e beelt vaan malleber (Maastricht), e maleber beeld (Maastricht), e mallebere beeld (Maastricht, ... ), e marmer beeld (Maastricht), e marmere beei̯ld (Maastricht), e marmere beeld (Maastricht, ... ), e marremer beelt (Maastricht), mallebere beeld (Maastricht), u ma.rme:re bee.ld (Maastricht), ⁄n marmere beeld (Maastricht), (tegenwoordig onzuiver).  marmere beeld (Maastricht), zie bijlage:  mallebere beeld (Maastricht) Marmeren beeld. [N 06 (1960)] III-3-2
marmiet, koperen ketel marmiet: marmite (Maastricht), de hèl woord veurgestèld door ¯ne ketel of wie Georges ze neumde, de marremiet De bojem van d¯n Eker laog vol marmitte  marremiet (Maastricht) ketel III-2-1
mars (wbd) hot (<fr.): hot (Maastricht, ... ), Van Dale: II. hot (&lt;fr.), (gew.) rugkorf, draagkorf (m.n. voor hanen).  hotte (Maastricht), korf: körrəf (Maastricht, ... ), marchand (fr.): marsjang (Maastricht), mars: mars (Maastricht), marskramer: marskriemer (Maastricht, ... ), marskriemər (Maastricht) de mand die een kramer op zijn rug heeft [mars, hot, holfrits] [N 89 (1982)] III-3-1
marter eekhoorntje: WBD/WLD  eekheurənsjə (Maastricht), fret: ideosyncr.  fret (Maastricht), WLD als u de gecultiveerde munzing bedoelt die voor de jacht op konijnen gebruikt wordt  fret (Maastricht), marter: marter (Maastricht, ... ), martər (Maastricht), Endepols  marter (Maastricht, ... ), ideosyncr.  marter (Maastricht), WBD/WLD  martər (Maastricht), màrtər (Maastricht), wezel: Endepols  wezel (Maastricht) Hoe noemt u een soort marter, tot 48cm lang, met een staart tot 26cm. Het is een slank roofdier met donkerbruine pels en witte borstvlek die tot de binnenzijde van de voorpoten doorloopt (fluwijn) [N 83 (1981)] || Hoe noemt u het slanke roofdiertje, geelbruin tot donkerbruin, met lange dekharen. De kop is spits met grote oorschelpen, het lichaam is lang en lenig. Het heeft een lange staart en korte poten; marter (fluwijn) [N 83 (1981)] III-4-2
masker maske: maske (Maastricht, ... ), maskə (Maastricht, ... ), ook voor persoon die gemaskerd is  maskə (Maastricht), mombakkes: moͅmbakəs (Maastricht), Mombakkes: mom(me)bakkes.  mom(me)bakkes: mombakkes (Maastricht), mommebakkes: Mombakkes: mom(me)bakkes.  mom(me)bakkes: mommebakkes (Maastricht) Een masker (dat op vastenavond gedragen wordt). [ZND 31 (1939)] || Een min of meer naar de vorm van het gezicht gemaakte bedekking die dient om dit onherkenbaar te maken of er een bepaalde gedaante aan te geven [mombakkes, mommegezicht, bambakkes, masker]. [N 88 (1982)] || Masker. [ZND 01 (1922)] || Masker: a) masker, mombakkes. || Mombakkes: zonderling masker. III-3-2
massieve muur volle muur: vǫlǝ [muur] (Maastricht) Massieve muur zonder spouw. De dikte van buitenmuren die op deze wijze werden opgemetseld, kon anderhalf-, twee- of tweeëneenhalfsteens zijn. Zie ook het lemma 'Tweesteense muur'. Massieve muren isoleerden slecht warmte en geluid. Bovendien waren ze moeilijk waterdicht te maken. Optrekkend vocht ging men tegen door regelmatig een laag asfaltpapier tussen de voegen te leggen. Zie ook het lemma 'Asfaltpapier'. Het woord '(muur)' is fonetisch gedocumenteerd in het lemma 'Muur'. [N 31, 36a] II-9
masturberen (-) aftrekken: aoftrekke (Maastricht), aoftrèkke (Maastricht), ziech aoftrēkkə (Maastricht), aftrekken: aoftrekke (Maastricht), aoftrèkke (Maastricht), zich aftrekken: ziech aoftrēkkə (Maastricht) onanie plegen, zichzelf bevlekken [zn eige aftrekke, afspelen] [N 10C (1995)], [N 10C (zj)] III-2-2
mathaak zichtehaak: zixtǝnhǭk (Maastricht) Doorgaans licht gebogen ijzeren tand aan een houten steel, die bij het maaien met de zicht gebruikt wordt om het graan bij het eigenlijke inkappen op te tillen en om het afgeslagen graan bij elkaar te trekken. In de volgende plaatsen geen specifieke benaming bekend: L 316, 317, 355, 356, 358, 363, 365, 366, 368, 413. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [zicht]- zie het lemma ''zicht'' (4.3.1). Vergelijk ook de betekeniskaart 30 bij het lemma ''zicht'' (4.3.1) voor de geografische uitbreiding van pik in de betekenis "zicht" naast die van pik in de betekenis "mathaak". Zie afbeelding 5. [N 18, 72 en 73; JG 1a, 1b, 2c; A 14, 10; L 45, 10; R 3, 66; Gwn 7, 5; monogr.; add. uit N 11, 88; N 15, 16c en 16g; A 4, 28; A 23, 16.2; L 20, 28; Lu 1, 16.2] I-4
matras matras: matras (Maastricht, ... ), metras (Maastricht), Verklw. matreske ¯n struje matras: met stro gevuld ¯n springvere matras Dao laog e zach matreske in e weegske blaank en teer matras-partaer: op de grond slapen  matras (Maastricht), strozak: struuzak (Maastricht), (van stro)  struuzak (Maastricht), verenzak: (van veren)  verezak (Maastricht) Het algemene woord voor een met stro, paardehaar, kapok, veren enz. stijf gevulde beddezak die dient als onderbed (matras, bed) [N 79 (1979)] || matras III-2-1
matrijs, stampvorm vormer: vø̜rǝmǝr (Maastricht) Een uitgeholde ijzeren vorm die dient om samen met de stamper een bepaalde vorm te geven aan een metalen plaat. De matrijs ligt daarbij onder het werkstuk. Zie ook afb. 166 en het volgende lemma. [N 33, 275] II-11