e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
moordkruis dodenkruis: doejekruus (Maastricht), moordkruis: memoriekruus (Maastricht) Een veldkruis opgericht op de plaats waar iemand vermoord werd [mòòrd-kruus, zoenkruis?] . [N 96A (1989)] III-3-3
moorkop moorvos: moorvos (Maastricht) Paard met zwarte kop, manen en staart, terwijl de romp vele witte haren tussen de bruine onderkleur heeft. Het wordt muisvaal of vaalblauw geboren, maar wordt in het eerste levensjaar al zwart. [N 8, 63f] I-9
moot vis moot: moot (Maastricht, ... ), schijf: schijf (Maastricht), sjijf (Maastricht, ... ), stijf (Maastricht), schijf vis: ən sjèjf vès (Maastricht), stuk: stók (Maastricht) moot; Hoe noemt U: Een snede vis (moot, mook) [N 80 (1980)] III-2-3
mopperen brommen: bromə (Maastricht), brómme (Maastricht), foeteren: foetere (Maastricht, ... ), foeterre (Maastricht), foetərə (Maastricht), grauwelen: grawwələ (Maastricht), grommen: gròmmə (Maastricht), het smoor in hebben: ⁄t smoor in höbbe (Maastricht), kankeren: kaankərə (Maastricht), kekelen: keekele (Maastricht), kekele (Maastricht), knoteren: knootere (Maastricht), knotere (Maastricht), Van Dale: knoteren, 2. mopperen, pruttelen.  knottere (Maastricht), miemelen: miemele (Maastricht), mommelen: Van Dale: mommelen, 1. binnensmonds spreken, mompelen. Vgl. mummelen. mummelen, 1. onduidelijk spreken; mompelen. WNT: mommelen, daarnaast ook mummelen. mummelen, bijvorm van mommelen.  moemele (Maastricht), mompelen: moom-pələ (Maastricht), moompele (Maastricht), moompələ (Maastricht), mopperen: moppere (Maastricht, ... ), mopperen (Maastricht), moppərə (Maastricht, ... ), mòppərə (Maastricht), móp.pərə (Maastricht), motzen (du.): motse (Maastricht), mótse (Maastricht), Van Dale (DN): motzen, mopperen, kankeren.  mótsə (Maastricht), pest in hebben: pes in höbbe (Maastricht), pruttelen: preutele (Maastricht), preutələ (Maastricht, ... ), pruttele (Maastricht), vregelen: cf. WNT XXIII, kol. 456-458, s.v. "vreigelen - vreegelen, vrei(e)len, vreelen, wreelen"4. moeilijkheden maken, dwarsbomen .... etc.  vreigele (Maastricht) binnensmonds mompelen, gezegd van iemand die kwade zin heeft [morren, mompelen, mommelen, mopperen] [N 87 (1981)] || brommen [ZND 01 (1922)] || brommen, pruttelen || knorrig of boos zonder dat daar een geldige reden voor is [kummelijk, grimmig, gemelijk, gaperig] [N 85 (1981)] || uit zijn humeur, knorrig [gallig, gichtig, drollig, knorrig] [N 85 (1981)] || zijn ontevredenheid kenbaar maken [mopperen, preutelen, bobbelen, foeteren, grutten, gruizen, grijzen, kijven, kekelen, mökkelen] [N 85 (1981)] III-1-4
morel, zure kers kriek: kriek (Maastricht), of: zwarte keers  kriek (Maastricht), verouderd, nu: kriek  kreek (Maastricht), morel: morel (Maastricht), morelle (Maastricht), mərel (Maastricht), mərɛl (Maastricht), varkenskersje: verrekeskeerskes (Maastricht), zeer kleine minderwaardige kersensoort  verrekeskeerskes (Maastricht) [ZND m]kersensoort || morel [ZND m] || zeer kleine, minderwaardige kersensoort I-7
morgen, maat van ongeveer 8000 m2 morgen: meurge (Maastricht), mörrege (Maastricht), mörrəgə (Maastricht, ... ), ⁄ne mörrege lənd (Maastricht) de maat die een oppervlakte aangeeft van ongeveer 8000 vierkante meter [morgen] [N 91 (1982)] III-4-4
morgengebed morgengebed: moergəgəbɛt (Maastricht), mörge-gebed (Maastricht), mörrege gebed (Maastricht), mörrege-gebed (Maastricht), mörrege-gebèd (Maastricht), mörregegebed (Maastricht, ... ), mörregegebèd (Maastricht), mörəgəgəbèt (Maastricht) Het morgengebed, morgensgebed [merge-gebed, mergensgebed, mörge-gebed, mörreje-jebed?]. [N 96B (1989)] || Morgengebed. [ZND 01 (1922)] III-3-3
morielje morielje: morilje (Maastricht) morille III-4-3
morsen knoddelen: knuddələ (Maastricht), knoeien: knoeje (Maastricht, ... ), morsen: morse (Maastricht), strooien: struije (Maastricht, ... ) Morsen: met vuiligheid knoeien (morsen, mozen, mossen, mosselen, plorren, meggelen, mekkelen). [N 84 (1981)] III-1-2
mortel mortel: mǫrtǝl (Maastricht), specie: spēsi (Maastricht) Een mengsel van gebluste kalk of cement, zand of tras en water. Het wordt gebruikt om bij het metselen de stenen tot een samenhangend, vast geheel te verbinden. De aard en de hoeveelheid van de grondstoffen bepalen het gebruik van de verschillende soorten mortels. Vgl. de volgende lemmata. (zie kaart) [monogr.; div.] II-9