e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
plukkorf plukkorf: pløkkø̜̄rǝf (Maastricht) Mand waarin geplukt fruit wordt verzameld. Zie ook afb. 290. Vgl. voor het woordtype kommel ook het Gronsvelds woordenboek s.v. kommel, ø̄plukkorfø̄. [N 40, 94; N 40, 95; N 40, 97; N 40 add.; monogr.] II-12
plunderen inpalmen: inpalme (Maastricht), plunderen: plumere (Maastricht), plundere (Maastricht, ... ), plundərə (Maastricht, ... ), plundərən (Maastricht), plùndərə (Maastricht), ps. invuller twijfelt over dit antwoord (er staat een vraagteken achter!).  plundere (Maastricht) als buit meenemen [pluimen, plunderen] [N 90 (1982)] III-3-1
poeder, pulver gruis: gruus (Maastricht, ... ), poeder: poeier (Maastricht), poejer (Maastricht, ... ), poejər (Maastricht, ... ), pōējər (Maastricht), pulver: polfer (Maastricht), pollefer (Maastricht), polver (Maastricht), pùlləvər (Maastricht), (m.)  poləfər (Maastricht), stub: stöp (Maastricht) pulver [ZND m] || tot fijn gruis of zeer fijne koreltjes gemaakte vaste stof [peder, pulver, poeder, stof] [N 91 (1982)] || tot poeder maken of worden [miezelen, verpulveren] [N 91 (1982)] III-4-4
poel poel: pōl (Maastricht) Klein ondiep, stilstaand water, veelal als troebel of smerig gedacht. Een poel heeft dan ook meestal een meer ongunstige betekenis dan een vijver. [N 27, 24; S 28; A 20, 1; A 2, 48; monogr.] I-8
poel, plas poel: (subst. plur.)  poole (mv.) (Maastricht), poeltje: peulke (dim.) (Maastricht), watertjes: weterkes (Maastricht) poel, vijver || watertjes, plassen III-4-4
poelie snarenrad: snǭrǝrāt (Maastricht) Wiel dat voorzien is van flensranden of van een groef en dat gebruikt wordt om er een drijfriem of een ketting over te laten lopen. Zie ook afb. 76 in Wld ii.3 (pag. 104) en het lemma "drijfriem". [N 33, 258; monogr.] II-11
poesjenellenkelder poesjenellenkelder: pusjəneͅləkɛldər (Maastricht, ... ), pusjəneͅləkɛ̄ldər (Maastricht) De ruimte waar marionettenvoorstellingen gegeven worden [poesjenellekelder, poesje]. [N 90 (1982)] III-3-2
poetsen kiemen eraf halen: kiemen eraf halen (Maastricht), ontkiemen: ontkimǝ (Maastricht), uitpoetsen: ūtpǫtsǝ (Maastricht) De overtollige eindjes wis die aan de binnen- en buitenkant van de mand uitsteken, met behulp van een poetsmes wegsnijden. Zie ook het volgende lemma. Een uitstekend eind van een wis werd in Sint Truiden (P 176) kout (kǫwt) genoemd. [N 40, 74; monogr.] || Kiemen, stof en onzuiverheden van de geëeste graankorrels verwijderen. Vraag N 35, 44 luidde: "Hoe noemt U het verwijderen van de scheuten van de korrels". In een aantal gevallen gaven de zegslieden termen op die betrekking hadden op de drie bewerkingen samen. Bij de woordtypen "poetsen" en "wannen" is het dan ook niet duidelijk welk van de bewerkingen het hier betreft. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''moutpoetsmachine''.' [N 35, 14; monogr.] II-12, II-2
poetsen, schoonmaken poetsen: pootse (Maastricht), potsen (Maastricht), pótse (Maastricht), pötse (Maastricht), pötsen (Maastricht), (zeer platte oo)  pōtse (Maastricht), De straot pótse De pas gepótsde gaank  pótse (Maastricht) poetsen || Reinigen, poetsen, (poetsen, kuisen, schoonmaken) [N 79 (1979)] || schoonmaken III-2-1
poetslap poetsdoek: pótsdook (Maastricht), poetslap: pótslap (Maastricht) poetsdoek || poetslap III-2-1