e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
polijsten polijsten: pǫlīstǝ (Maastricht) Het metaal met fijn schuurmateriaal glad en glanzend maken. Het polijsten kan gebeuren met behulp van schuurlinnen, een polijstvijl, met polijstpoeder of met polijstpasta. Zie ook deze lemmata. De invuller uit Q 83 vermeldt ook het gebruik van staalwol (stuǝlwǫl) bij het polijstwerk. [N 64, 55a; monogr.] II-11
polijsthamer polierhamer: polērhāmǝr (Maastricht) Hamer met bolvormige en platte kop die bij het koperslaan wordt gebruikt voor het gladmaken van het bewerkte koper. Volgens Kuyper (pag. 365) wordt ook vertind blik vóór het richten met de polijsthamer bewerkt, ten einde het vertinsel blank en glanzend te maken. Zie ook het lemma "afkloppen" en afb. 151. [N 64, 39e; N 66, 6e; N 66, 30; monogr.] II-11
politieagent agent: aagènt (Maastricht), agɛnt (Maastricht), diender: deender (Maastricht, ... ), deendər (Maastricht, ... ), dēndər (Maastricht, ... ), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: deze lijst heb ik letterlijk, zoals invuller het genoteerd heeft overgenomen!  deendər (Maastricht), govie?: goovie (Maastricht, ... ), goovĭĕ (Maastricht), govie (Maastricht, ... ), gōōvie (Maastricht), gōvi (Maastricht), Opm. v.d. invuller: is scheldnaam.  govie (Maastricht), koperen, een ~: vgl. Maastricht Wb. (pag. 205): koperen, kopere, 2. (jongenst.) politieagent.  kōpərə (Maastricht), politie (<lat.): pliesie (Maastricht, ... ), pèlisie (Maastricht), pəlīti (Maastricht), politieagent: politieagent (Maastricht), smeris: smērəs (Maastricht) een agent van politie [linkert, agent] [N 90 (1982)] || politieagent [ZND m] || Politieagent. [ZND 05 (1924)] III-3-1
politoer politoer: pǫlǝtūr (Maastricht) Oplossing van schellak in alcohol die dient om het oppervlak van houten meubelen met een harde, spiegelgladde laag te bedekken. [N 56, 63a-b; monogr.] II-12
pollepel pollepel: pollepel (Maastricht), potlepel: potlepel (Maastricht), poͅtlē.pəl (Maastricht), poͅtlēpəl (Maastricht), om soep mee te serveren  pòtleepel (Maastricht), soeplepel: soplepel (Maastricht) Het holle gedeelte van een lepel waarin het eten wordt opgeschept (lepel, holte) [N 79 (1979)] || lepel, metalen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || pollepel [ZND 04 (1924)] || soeplepel III-2-1
pols pols: pols (Maastricht), pōls (Maastricht), pôls (Maastricht) pols [DC 01 (1931)] III-1-1
polsmof handmofje: handmufke (Maastricht), moffel: moffel (Maastricht), moffeltje: muffelke (Maastricht), mofje: mufkes (Maastricht), polsmof: polsmof (Maastricht) polsmof, kort gebreid kledingstuk ter verwarming van pols en hand [sjtoek, polsmof, handmufke, armmufke, molleke, moefke] [N 23 (1964)] III-1-3
pommelee, appelschimmel appelschimmel: apǝlšømǝl (Maastricht) Paard met ronde, glanzende plekken in de vorm van appels in het haarkleed, van binnen wit en van buiten zwart. De afwisseling van zwarte en witte haren vormt een cirkelvormig patroon, vooral op de schouders en het kruis. [JG 1a, 1b; N 8, 63c, 63d en 63e] I-9
pompen pompen: pompǝ (Maastricht) Eén van de poten bewegen om zo het bloed beter te laten uitstromen nadat de keel van het dier is doorgesneden. [N 28, 14; monogr.] II-1
pompen van de meikever geld tellen: geldtelle (Maastricht), proberen: Endepols  probeere (Maastricht), tellen: WLD  telle (Maastricht) Hoe noemt u de meikever: een soort kever, 24-30mm lang; met dekschild, de poten en sprieten zijn bruinrood, de kop en het borststuk zwart met op de onderzijde een dichte witte beharing; de buiksegmenten zijn zwart met aan elke zijde een opvallende, helwit [N 83 (1981)] || Hoe noemt u het herhaalde malen de vleugels bewegen voordat hij opvliegt, gezegd van een meikever (geld tellen) [N 83 (1981)] III-4-2