e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uitnodigen noden: ieməs nuujə (Maastricht), uitnodigen: (iemand) oetnudige (Maastricht), oetnudige (Maastricht, ... ), oetnuudige (Maastricht), oetnuudigə (Maastricht, ... ), verzoeken: iemand verzeuke (Maastricht), ieməs vərzeukə (Maastricht), verzeuke (Maastricht, ... ), verzeuken (Maastricht), vərzeukə (Maastricht, ... ), vərzēūkə (Maastricht) iemand verzoeken bij iemand op bezoek te komen, een feest bij te wonen etc. [verzoeken, noden, bidden, uitnoden, kwelen] [N 87 (1981)] III-3-1
uitpersen van de baarmoeder, prolapsus uteri met de baarmoeder uit: mɛt dǝ bārmudǝr ūt (Maastricht) Het uitzakken van de baarmoeder veroorzaakt door de naweeën of door het gewicht van de vruchtvliezen. In tegenstelling tot een prolapsus vaginae doet zich de prolapsus uteri altijd voor na een baring. [N 52, 4; A 48A, 8; N 3A, 97; N 52, 30a; monogr.] I-11
uitroep bij knikkerspel bied-dich-alles: = ich verbeej dich alles, uitroep van een speler waarmee hij voorkomt, dat een medespeler van mogelijke vrijheden bij het knikkerspel gebruik kan maken. Hij moet dit verbod echter uitspreken voordat de andere heeft geroepen geis alles.  bedegalles (Maastricht) z. toel. III-3-2
uitschelden kekelen: keekele (Maastricht), schelden: sjèlle (Maastricht), šellə (Maastricht), uitjouwen: oetjouwe (Maastricht), uitschelden: oet sjelle (Maastricht), oetschèlle (Maastricht), oetsjelle (Maastricht, ... ), oetsjellə (Maastricht), oetsjèlle (Maastricht, ... ), oetsjèllə (Maastricht, ... ), ōētsjèèl.lə (Maastricht) iemand smadelijke, honende woorden naar het hoofd werpen [uitkeken, uitjouwen, uitjuiwen, bellen, uitklappen, uitgodverren,uitschelden, uitsliepen [N 85 (1981)], [N 85 (1981)] || Op iem. schelden, iem. uitschelden. Geef de gemeenzame uitdrukkingen op en zet tussen twee haakjes welke als "gemeen"of "plat"beschouwd worden. [ZND 34 (1940)] III-3-1
uitslaan pompen: pompen (Maastricht), uitslaan: ūtslōn (Maastricht, ... ) De wort uit de wortketel naar de koelplaats overbrengen. Dat kan geschieden met behulp van een emmer aan een steel, een jachtbuis of een pomp. [N 35, 43; monogr.] || Een tekening maken op ware grootte van een kar- of wagenmodel of de onderdelen daarvan. Zie ook het lemma ɛwerktekeningɛ in de paragraaf over de meetwerktuigen, pag. 75.' [N G, 20a] II-12, II-2
uitslag onder de neus fistel: futsel (Maastricht), uitslag: oetslaag (Maastricht) Uitslag, zweren onder de neus (futsel, logistgast). [N 84 (1981)] III-1-2
uitsliepen sliepuit doen: sjliep oet doon (Maastricht), slie:p oet doen (Maastricht), slie‧p oe‧t doe‧n (Maastricht), uitsliepen: oetsliepe (Maastricht), oe‧tslie‧pen (Maastricht), ūtslīpə (Maastricht), [vgl. G. Naert (1985), pag. 7 sub (uit)sliepen].  imant utslipə (Maastricht) Iemand bespotten door met de ene wijsvinger langs de andere te strijken en daarbij te roepen [sliep uit, sliep uit]. [N 88 (1982)] || Iemand uitslijpen (uitlachen door met de twee wijsvingers over elkaar te wrijven; wat wordt daarbij gezegd?) [ZND 06 (1924)] || uitsliepen [sliep oet doon] [N 07 (1961)] III-3-2
uitsluitsel akkoord: akkoort (Maastricht), begrijpen (ww.): begreepe (Maastricht), bescheid: ps. boven de è staat nog een lengteteken; deze combinatieletter kan ik niet maken/omspellen!  bĕsjèjt (Maastricht), definitief (bn.): deefinietief (Maastricht), laatste woord: ət léstə woord (Maastricht), raak antwoord: e raak antwoord (Maastricht), uitbindsel: Van Dale: uitbindsel, 2. (gew.) uitsluitsel, opheldering.  oetbinsel (Maastricht), uitsluitsel: oetsleetsel (Maastricht), oetsluutsel (Maastricht), oetslūūtsəl (Maastricht), verstande: verstande (Maastricht) een beslissend antwoord, een antwoord dat alles uitlegt [uitsluitsel, uitbedul] [N 85 (1981)] III-3-1
uitspannen uitspannen: utspanǝ (Maastricht) Het paard losmaken van de kar of het werktuig waarin of waaraan het gespannen is. Bij het uitspannen uit een kar met berries worden de draagriem, de brede buikriem en de strengen losgemaakt. Vervolgens wordt het paard naar de stal geleid. [JG 1b, 2c; N 8, 98b; monogr.] I-10
uitstalling van het allerheiligste het allerheiligste uitstellen: t allerheiligste oetstèlle (Maastricht), uitstalling van het allerheiligste: de oetstalling van `t allerheiligste (Maastricht), uitstelling: oetstèling (Maastricht), oetstèlling (Maastricht), uitstelling van het allerheiligste: oetstelling vaan `t Allerheiligste (Maastricht), oetstelling vaan `t allerhelligste (Maastricht), oetstèlling vaan ut allerheiligste (Maastricht), Ook `alderheiligste`.  oetstèlling van `t allerhèlligste (Maastricht) Uitstalling, uitstelling van het Allerheiligste [oessjtellóng van t allerhillieg-ste?]. [N 96B (1989)] III-3-3