e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wachthouden bij een dode dodenwacht houden: doeje wach hawwe (Maastricht), wacht houden: wach hawwe bij den doeje (Maastricht), waken: waake (Maastricht, ... ), waakə (Maastricht, ... ), wake (Maastricht, ... ), waken (Maastricht), wakə (Maastricht), wāākə (Maastricht), wáákə (Maastricht), wóákə (Maastricht) de dodewake [doeëdewach] [N 96D (1989)] || wachthouden bij een dode [waken] [N 87 (1981)] III-2-2
waden baden: baoje (Maastricht, ... ) waden: door het water baden [waoje, baoje, baaje] [N 10 (1961)] III-1-2
wafel suikerwafel: sókkerwaffel (Maastricht), wafel: waffel (Maastricht), waffəl (Maastricht) sterk gesuikerde wafel || wafel [ZND 08 (1925)] III-2-3
wafelijzer wafelijzer: Eus naoberse heet ¯t waffeliezer kómme liene als scheldwoord: aajd waffeliezer  waffeliezer (Maastricht) wafelijzer III-2-1
wagen wagel: wāgǝl (Maastricht), (mv)  wāgǝlǝ (Maastricht) Algemene benaming voor een voertuig op vier wielen met een dissel, waarmee men over het algemeen grote lasten vervoerde. Soms werd de wagen ook voor personenvervoer gebruikt. Meestal werden er twee of vier paarden voor gespannen. In de jaren na de tweede wereldoorlog werden de houten wielen geleidelijk aan vervangen door exemplaren met luchtbanden. Wagens komen over het algemeen minder vaak voor dan karren. In Haspengouw neemt de frequentie van de wagen als landbouwvoertuig af van zuid naar noord. Dit heeft te maken met het feit dat in de streek waar de landbouwgrond zwaarder is, de wagen meer in gebruik is. In de Kempen en de Maasvallei komt de wagen niet voor als landbouwvoertuig, maar kent men ze wel als bijvoorbeeld voertuig van de brouwer. In de streken waar de wagens pas in het midden van deze eeuw opgang maakten, kende men ze slechts met luchtbanden. [N 17, 4; N G, 51; JG 1a; JG 1b; JG 1d; Wi 4; L 27, 65; monogr.] I-13
wagenmaker karrenmaker: kārǝmēkǝr (Maastricht), ramaker: rāmēkǝr (Maastricht), rǭmēkǝr (Maastricht), wagenmaker: wāgǝmēkǝr (Maastricht) De algemene benaming voor de vakman die karren, wagens en wielen vervaardigt en herstelt. Het woord stelmaker was ook bekend bij de respondenten uit Tegelen (L 270), Weert (L 289), Neer (L 294), Montfort (L 382), Limbricht (L 434), Genhout (Q 19b), Doenrade (Q 27), Oirsbeek (Q 33), Maastricht (Q 95) en Klimmen (Q 111). Het werd in de dialecten van die plaatsen echter niet gebruikt. Sommige zegslieden merkten ervan op dat het woord alleen in het zuiden van Nederlands-Limburg in plaatsen langs de Duitse grens gebruikelijk was. Reparaties aan de houten onderdelen van karren en wagens konden niet alleen door de wagenmaker, maar ook door de timmerman/schrijnwerker worden uitgevoerd. Zegslieden uit de volgende plaatsen gaven dit antwoord: Nederweert (L 288), Helden (L 291), Heythuysen (L 292), Bocholt (L 317), Horn (L 325), Bree (L 360), Gerdingen (L 360a), Gruitrode (L 366), Kessenich (L 370), Maasbracht (L 377), Montfort (L 382), Meeswijk (L 424), Stein (Q 15), Geleen (Q 21), Schinnen ( 32), Nuth (Q 36), Amby (Q 102), Berg en Terblijt (Q 103), Margraten (Q 192) en Vijlen (Q 208). Defecte metalen onderdelen van karren en wagens werden doorgaans door de plaatselijke smid hersteld. Dit was het geval in: Blerick (L 269), Houtblerick (L 269a), Tegelen (L 270), Venlo (L 271), Helden (L 291), Heythuysen (L 292), Urmond (Q 14), Stein (Q 15), Schinveld (Q 30), Brunssum (Q 35), Maastricht (Q 95), Sibbe (Q 101a), Amby (Q 102) en Wittem (Q 204). In Waubach (Q 117a) werd dit werk door een bankwerker gedaan. Die noemde men schlosser (šlø̜sǝr). Zie ook het lemma ɛkoudsmidɛ in wld II.11, pag. 2.' [N G, 1a; N G, 2; Lu 5, 18a-b; A 27, 18a-b; RND 77; L 34, 18; monogr.] II-12
wagenmakerij werkhuis: wērǝkhūs (Maastricht) De werkplaats van de wagenmaker. [N G, 3] II-12
waggelen schokkelen: sjokkele (Maastricht), sjachelen: sjeigele (Maastricht), sjéégele (Maastricht), strompelen: stroompelen (Maastricht), stròmpele (Maastricht), waggelen: waggele (Maastricht, ... ), wagkele (Maastricht), wankelen: waankele (Maastricht) lopen: onvast, wankelend lopen [stroemele, striemele, strampele] [N 10 (1961)] || slingerend lopen [N 38 (1971)] III-1-2
wagon cabine (fr.): Algemene opmerking bij deze vragenlijst: deze lijst heb ik letterlijk, zoals invuller het genoteerd heeft overgenomen!  kəbīēn (Maastricht), wagon (<eng.): waagon (Maastricht), waagòn (Maastricht), waggón (Maastricht), wagon (Maastricht, ... ) een spoorwagen [wagon, cabine] [N 90 (1982)] III-3-1
wak in het ijs lok: look (Maastricht, ... ) gat in het ijs, dat erin gehakt is [DC 44 (1969)] || gat in het ijs, waar het water niet bevroren is [DC 44 (1969)] III-4-4