e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wierookvat wierooksvat: wieouksvaat (Maastricht), wierooksvaat (Maastricht, ... ), wierouks-vaat (Maastricht), wieroukssvaat (Maastricht), wīērooksvaat (Maastricht), wīērouksvaat (Maastricht), wierookvat: wierookvaat (Maastricht), wieroukvaat (Maastricht) Het wierookvat [wiereksvat, wieresvaas?]. [N 96B (1989)] III-3-3
wig kijl: kil (Maastricht  [(id)]  ), kī.l (Maastricht), kloofbeitel: kloofbeitel (Maastricht), wig: wig (Maastricht) Houten wig die soms achter de touwen wordt gedreven om de verbinding te verstevigen. Zie ook afb. 19. [N 32, 5d; monogr.] || Spits toelopend stuk hout of metaal dat dient om hout te doen splijten. Het wordt vaak gebruikt wanneer het kliefmes niet volstaat om een stuk hout te klieven. De spleet die door het kliefmes in het hout is ontstaan wordt dan verder verwijd door er houten of metalen wiggen in te drijven. Metalen wiggen zijn soms voorzien van een steel. [N E, 8c; A 29a, 1] II-12, II-9
wijdbeens lopen scharsen: sjaarse (Maastricht) lopen: met de benen ver uiteen lopen [kooje, met een wijde kooi loope] [N 10 (1961)] III-1-2
wijde regenmantel zonder mouwen caban (fr.): kabang (Maastricht), kebang (Maastricht, ... ), cape (eng.): keep (Maastricht, ... ), pelerine (<fr.): pelerien (Maastricht) [keep*]: cape, regenmantel zonder mouwen || een wijde regenmantel zonder mouwen [N 59 (1973)] || regenmantel, wijde ~ zonder mouwen [keep] [N 23 (1964)] III-1-3
wijdte omvang: ømvāŋk (Maastricht) De benaming voor een omtrekmaat, in het bijzonder als tweede lid van een samenstelling in bijv. bovenwijdte, taillewijdte en heupwijdte. [N 59, 44a; N 62, 2b] II-7
wijn pastoorsvaatje: E gleeske oet ¯t pestoerveetsje: heerlijk fijn glaasje  pestoerveetsje (Maastricht), patersvaatje: paotersveetsje (Maastricht), wijn: wīēn (Maastricht) beste bier of wijn || wijn [RND] III-2-3
wijnazijn wijnazijn: wināziən (Maastricht) wijnazijn [ZND 08 (1925)] III-2-3
wijnstok, wingerd druif: drouf (Maastricht, ... ), druif (Maastricht), druivenboom: WLD  droevə boam (Maastricht), druivenstruik: WBD/WLD  droevəstroek (Maastricht), drōēvəstrōēk (Maastricht), WLD  droevə stroek (Maastricht), druivenwingerd: eigen spellingsysteem  droeve vinger (Maastricht), wijndruif: wiendrouf (Maastricht, ... ), WBD/WLD  wie.ndroevə (Maastricht), wijnstek: wiensjtek (Maastricht), wijnstruik: wìenstrōēk (Maastricht), WBD/WLD  wĭĕnstroek (Maastricht), wingerd: wieger (Maastricht, ... ), wiegerd (Maastricht, ... ), wiegərd (Maastricht), wīgərd (Maastricht), Endepols  wiegerd (Maastricht), wingerd (Maastricht, ... ), WLD  wiegərt (Maastricht) [ZND m]De klimplant met handvormige bladeren en groenwitte bloempjes de de wijndruif levert (wijnrank, wingerd, wijger, vijger, wijgert, driveger), [N 82 (1981)] || druif || wijnbes || wijnstok || wingerd I-7
wijs geleerd: gelierd (Maastricht), gəlierd zien (Maastricht), gəlĭert (Maastricht), völ gelierd (Maastricht), goed onderlegd: good ònderlag (Maastricht), knap: knap (Maastricht), pienter: pienter (Maastricht), wijs: wies (Maastricht, ... ), wīēs (Maastricht, ... ) veel wetend, veel geleerd, veel in zich hebbend [wijs, kloek] [N 85 (1981)] || wijs III-1-4
wijsvinger wijsvinger: wiesvinger (Maastricht, ... ) wijsvinger [N 10 (1961)] III-1-1