e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wonderdoener wonderdoener: woonderdoener (Maastricht, ... ) Een wonderdoener. [N 96D (1989)] III-3-3
wonderen doen wonderen doen: woondere doen (Maastricht, ... ), wonderen verrichten: woondere verrichte (Maastricht) Wonderen doen/verrichten. [N 96D (1989)] III-3-3
wonen huizen: houze (Maastricht, ... ), samenhokken Boe die twie houze! nein! dat móste zien, este ¯t wèls gluive  houze (Maastricht), huizeren: zw  houzere (Maastricht), zw.  hoezere (Maastricht, ... ), houzere (Maastricht), nest hebben: e nès höbbe (Maastricht), nes (Maastricht), nès (Maastricht), nestelen: genèstəld (Maastricht), gənestəlt (Maastricht), nestele (Maastricht), nestələ (Maastricht), nestje hebben: nēskə höbbə (Maastricht), wonen: woene (Maastricht), woenə (Maastricht), wunə (Maastricht, ... ), Die höbbe al mie es hónderd jaor in Mestreech gewoend  woene (Maastricht), zitten: zittə (Maastricht) een nestje hebben, gezegd van vogels (nesten, wonen, houden) [N 83 (1981)] || huizen || in een minderwaardig verblijf wonen || verblijf houden || wonen [ZND 08 (1925)], [ZND m] III-2-1, III-4-1
woonkamer, huiskamer huiskamer: Ze zaote altied in de hoeskamer, noets in de zaol of de gooj kamer  hoeskamer (Maastricht) huiskamer III-2-1
woonwagen kermiswagel: kermeswagel (Maastricht), kèrremiswagel (Maastricht), kermiswagen: kermiswage (Maastricht), kerrəmiswaagə (Maastricht), roulotte (fr.): roelot (Maastricht), woonwagel: woenwaagəl (Maastricht, ... ), woenwagel (Maastricht, ... ), woenwààgəl (Maastricht), woonwagen: woenwage (Maastricht), wŏĕnwáágə (Maastricht) De woonwagen van kermisklanten [karrakiekast, brak]. [N 90 (1982)] III-3-2
woord woord: wōrd (Maastricht), wuərt (Maastricht), ə wōrt, ə wø͂ͅrtšə, dat zīn šun wø͂ͅrt (Maastricht) Een woord, een woordje, dat zijn schone woorden. [ZND 08 (1925)] || woord [RND], [ZND m] III-3-1
worm- en horzelgat angelsteek: angelsteek (Maastricht), nerfbeschadiging: nerfbeschadiging (Maastricht) Gat in het leer, veroorzaakt door een horzelsteek. Runderhorzels leggen hun eieren in de huid van de koe. Als de larven er weer uit zijn gekropen, blijft er een klein gaatje over, dat weliswaar weer dichtgroeit, maar toch altijd een zwakke en lelijke plek in het leer blijft geven (Liedmeier, pag. 2). Steken van andere insecten kunnen dezelfde kwaliteitsverminderende invloed op het leer hebben. [N 60, 7b; N 36, 7] II-10
wormbulten angelsbouten: (enk)  aŋǝlsbǫu̯t (Maastricht), knobbelen op de rug: knobǝlǝ op dǝ rø̜k (Maastricht) In de zomer leggen runderhorzels hun eitjes aan de haren van het rund. Na enkele dagen kruipen er larven uit de eitjes. Deze dringen het lichaam binnen langs de haren en het haarzakje, doorboren de huid en groeien langzamerhand uit. In de winter komen ze vooral onder de huid van de rug terecht. Iedere plek waar een larve zit, vormt een bultje, de wormbult. Om te kunnen ademen doorboort de larve de huid van het rund. Dit veroorzaakt wondjes die gemakkelijk ge√Ønfecteerd kunnen raken, waardoor zeer uitgebreide verettering kan ontstaan. Zie ook het lemma ''wormbulten'' in wbd I.3, blz. 478-479. [N 52, 22; N 3A, 83b; A 48A, 35; monogr.] I-11
wormstekig aangestoken: Endepols  aongestoke (Maastricht, ... ), aangevreten: WLD  oangəvreetə door wörrəm (Maastricht), aangevreten door worm: WLD  oangəvreetə door wörrəm (Maastricht), da zit de worm in: WBD/WLD  dao zit də wörrəm in (Maastricht), da zit ene worm in: Endepols  dao zit unne wörrem in (Maastricht), daar zit de worm in: WBD/WLD  dao zit də wörrəm in (Maastricht), daar zit een worm in: Endepols  dao zit unne wörrem in (Maastricht), de worm in: de wörrem in (Maastricht), heer zit vol worm: Endepols  heer zit vol wörrem (Maastricht), met worm: mèt wörrəm (Maastricht), met wormen: mèt wörrəm (Maastricht), vol wormen zitten: Endepols  heer zit vol wörrem (Maastricht), wormig: WLD  wörremig (Maastricht, ... ), wormsteek: Endepols  wörremsteek (Maastricht, ... ), wormsteketig: wörremsteketig (Maastricht, ... ), wormstekig: wurmsjtekig (Maastricht, ... ), wörremstekig (Maastricht, ... ), wörrəmsteekig (Maastricht, ... ), WBD/WLD  wörrəmsteekəch (Maastricht, ... ), WLD  wörrəmstēēkich (Maastricht, ... ) Door wormen aangetast, gezegd van fruit (wormstekig, gemaaid, vermaaid, verpielt, meutelig, maaistekig, maaisteek). [N 82 (1981)] || wormstekig ve appel [DC 23 (1953)] I-7, III-2-3
worp strang: strāŋk (Maastricht) Bepaalde hoeveelheid potaarde waarvan, naargelang de afmetingen, een aantal potten kan worden gedraaid. Het woordtype strang werd in de aardewerkfabrieken in Q 95 gebruikt voor een kleistreng in de vorm van een worst die in de fabrikage-afdeling in plakken werd gesneden. In L 163 verstond men onder een hoop ballen een partij brokken leem, bijvoorbeeld 36 stuks, op maat afgeknepen door de ballenmaker, waar zo mogelijk 36 bloempotten door de draaier van gedraaid konden worden. [N 49, 14; monogr.] II-8