e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maastricht

Overzicht

Gevonden: 8094
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bulderen van de storm brullen: brölle (Maastricht), bulderen: bulderen (Maastricht), böldere (Maastricht, ... ), bölderend (Maastricht), böldərə (Maastricht, ... ), bûldere (Maastricht), stormen: störrəmə (Maastricht) een sterk rommelend of dreunend geluid geven, gezegd van bijv. een storm of een kanon [rullen, bulderen, burrelen] [N 91 (1982)] III-4-4
bullebak bulderaar: böldereer (Maastricht), bullebak: bullebak (Maastricht), bulləbak (Maastricht, ... ), böllebak (Maastricht, ... ), bölləbak (Maastricht), bölləbàk (Maastricht, ... ), bûllebak (Maastricht) iemand die probeert door nors, ruw optreden anderen bang te maken [woew, bietebouw, bullebak] [N 85 (1981)] III-3-1
bult bult: bø̜lt (Maastricht) Naar voren komend gedeelte van het metselwerk van een muur. Bulten in een muur kunnen ontstaan door onnauwkeurig metselwerk. Ook door ouderdom of verzwakking van het metselwerk kunnen muren uitzetten en zo bulten ontwikkelen. [N 31, 47b] II-9
bundel groenten bos: ne bos unne of önne (uien)  bos (Maastricht), bussel: bussel (Maastricht), bössəl (Maastricht, ... ), Endepols  bussel (Maastricht), bössel (Maastricht, ... ), n bössel poor (prei)  bössel (Maastricht), WBD/WLD  bössel (Maastricht), bössəl (Maastricht), WLD  bössel (Maastricht), bössəl (Maastricht, ... ), busseltje: e bösselke redijze  bösselke (Maastricht), eigen spellingsysteem  bösselke (Maastricht) Een bundel samengebonden groenten zoals asperges, prei, etc. (bussel, bos). [N 82 (1981)] III-2-3
bundel, bussel bussel: by:zəl (Maastricht), ⁄n bössel (Maastricht) bundel [ZND 01 (1922)] || een bepaalde hoeveelheid koren [gier] [N 91 (1982)] III-4-4
bunder, maat van 10.000 m2 (hectare) bunder: boondər (Maastricht), bounder (Maastricht), bunder (Maastricht), bónder (Maastricht), böndər (Maastricht), hectare: hactaar (Maastricht), hektaar (Maastricht), hèktāār (Maastricht) de maat die een oppervlakte aangeeft van 10.000 vierkante meter [bunder, hond, hectare] [N 91 (1982)] III-4-4
bunzing bunzing: bunzing (Maastricht), wezel: we:zəl (Maastricht) bunzing [DC 07 (1939)], [ZND 01 (1922)] III-4-2
buren (ww.?) buren: bure (Maastricht), buurlui: buurlui (Maastricht), de nabuur zijn: eine zene naober zien (Maastricht), die van bij mich neven: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: deze lijst heb ik letterlijk, zoals invuller het genoteerd heeft overgenomen!  dĭĕ váán beij mĭĕch neevə (Maastricht), naburen: naobere (Maastricht), nabuur: naober (Maastricht, ... ), naobər (Maastricht), nabuur zijn: naobər zīēn (Maastricht) buurman zijn van iemand [noberen, geburen] [N 90 (1982)] III-3-1
burgemeester burgemeester: burgemeister (Maastricht), burgəmeistər (Maastricht), burrəgəmeister (Maastricht), börgemeister (Maastricht, ... ), börgəmeistər (Maastricht), börgəmèèstər (Maastricht), börgəmééstər (Maastricht), börregemeister (Maastricht, ... ), burgervader: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: deze lijst heb ik letterlijk, zoals invuller het genoteerd heeft overgenomen!  börgərváájər (Maastricht) het wettelijk hoofd/de vertegenwoordiger van een gemeente [burgemeester, burger, burgmeester] [N 90 (1982)] III-3-1
burijn bokkenpoot: bǫkǝput (Maastricht) Beitel waarvan het beitelblad bestaat uit twee rechte vlakken die een hoek vormen. De vouw zit bij deze beitel aan de buitenkant van de rechte vlakken van het blad. Het blad kan recht of gebogen zijn. De burijn wordt door de meubelmaker gebruikt om V-vormige groeven uit te steken. De wagenmaker brengt er het sierwerk mee aan op karren en wagens. Zie ook afb. 160. [N G, 27a; N 53, 45e] II-12