e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maastricht

Overzicht

Gevonden: 8094
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
achterste achterste: achterste (Maastricht), aechtərstə (Maastricht), echterste (Maastricht), NB bats zijn alleen de billen.  achterstə (Maastricht), achterwerk: achterwérrèk (Maastricht), kont: kont (Maastricht), koont (Maastricht, ... ), kónt (Maastricht), De informant merkt op dat hij 67 jaar is en reeds 30 weg uit Maastricht.  koont (Maastricht), kontje: kunsje (Maastricht), poeperd: poepert (Maastricht), vot: vot (Maastricht, ... ), De informant merkt op dat hij 67 jaar is en reeds 30 weg uit Maastricht.  vot (Maastricht), votje: vötsje (Maastricht) [N 10c (1995)]achterste [ZND 01 (1922)] III-1-1
achterstijl achterstijl: axtǝrstīl (Maastricht) Stijl aan de achterzijde van een meubel. Zie ook afb. 169. [N 56, 129c] II-12
achteruit achteruit: achteroet (Maastricht), hof: hoof (Maastricht, ... ), plei: pleij (Maastricht), steenweg: steiweeg (Maastricht, ... ), steͅi̯wēx (Maastricht), ¯ne steiweeg wie ¯ne sjollek In d¯aovendzón dao op de steiweeg gleujt wèlle wiegerd, geel en roed  steiweeg (Maastricht), terug: trȳk (Maastricht) koer, achteruit [ZND m] || open binnenplaats met stenen geplaveid achter een huis || Open plaats achter een huis (dam, werft, bleek, achteruit, plaats) [N 79 (1979)] || Voermansroep om het paard achteruit te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95l en 96; L B 2, 254; L 36, 81b; monogr.] I-10, III-2-1
achteruitgaan achteruitgaan: achteroetgoon (Maastricht), agteroet (Maastricht), achteruitlopen: achteroetlaope (Maastricht), schuiven: sjuivə (Maastricht), uitwijken: oetwiekə (Maastricht), wijken: wieke (Maastricht, ... ) Achteruitgaan (wijken, deinzen). [N 84 (1981)] III-1-2
achteruittrappen slaan: slōn (Maastricht) Met één of beide achterpoten achterwaarts trappen. [JG 1a; N 8, 70a en 72] I-9
achterwand klep: klɛp (Maastricht), schutbred: šøt˱brɛt (Maastricht) De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enqu√™te opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.] I-13
achterwater, onderwater achterwater: ā.xtǝrwā.tǝr (Maastricht) Het water achter de sluizen. De woordtypen beek (Q 88) en grote wijer (Q 88) zijn specifiek van toepassing op het achterwater bij bovenslagmolens. [Jan 88; Coe 43] II-3
achterwerk bats: bats (Maastricht, ... ), batse (Maastricht), batterij: batterei (Maastricht), beeldje knap: De informant merkt op dat hij 67 jaar is en reeds 30 weg uit Maastricht.  bèjlzje knap (Maastricht), bellefrits: bellefrits (Maastricht), kont: koond (Maastricht), vies lok: fieslook (Maastricht), De informant merkt op dat hij 67 jaar is en reeds 30 weg uit Maastricht.  vīēslook (Maastricht), vot: 2x  vòt (Maastricht) [N 10c (1995)]achterwerk || deel van het lichaam waar de bovenbenen tezamen komen [mik, fliermik] [N 10 (1961)] III-1-1
achterwerkers achterwerkers: axtǝrwɛrǝkǝrs (Maastricht) Metselstenen voor de binnenste spouwmuur. Volgens de invuller uit L 210 werden de binnenmuren van een goedkopere en zachtere steen opgetrokken. Ze werden na het metselen met een troffel met specie bestreken en met een natte handveger glad gestreken. Het opmetselen van de binnenmuur werd in L 289 en L 289b 'binnenwerk' ('benǝwęrǝk') of 'achterwerk' ('axtǝrwęrǝk') genoemd. Zie voor het woordtype 'boerengrauw' ook het lemma 'Metselsteenkwaliteit' in wld ii.8, pag. 72. [N 31, 35g; monogr.] II-9
achterwiel van een fiets achterrad: achter raad (Maastricht), achterraad (Maastricht, ... ), achterraat (Maastricht), achtərraad (Maastricht), achtərrààt (Maastricht), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: deze lijst heb ik letterlijk, zoals invuller het genoteerd heeft overgenomen!  agtərráát (Maastricht), rad: raad (Maastricht, ... ) het achterwiel van een fiets [riks] [N 90 (1982)] III-3-1