24138 |
dons, nestveren |
dons:
dons (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
doons (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
dōōns (Q095p Maastricht),
duivelshaar:
duvelshaor (Q095p Maastricht),
duivelshaartjes:
duvelshäörkes (Q095p Maastricht),
fijn haartje:
fien häörke (Q095p Maastricht),
nesthaar:
neshaor (Q095p Maastricht),
neshaore (Q095p Maastricht),
nēshoar (Q095p Maastricht),
dim.: nèshäörkes
nèshaor (Q095p Maastricht),
pluis:
plous (Q095p Maastricht)
|
dons [ZND 35 (1941)] || dons v jonge vogels || het haar van jonge vogels die nog geen veren hebben (stapveren, duivelshaar, paddehaar) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
20324 |
dood (bn.) |
dood:
doed (Q095p Maastricht),
doet (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
dŏĕd (Q095p Maastricht),
dŏĕt (Q095p Maastricht),
dût (Q095p Maastricht),
gestorven:
gestorreve (Q095p Maastricht),
kapot:
kepot (Q095p Maastricht)
|
de toestand die intreedt bij het eindigen van het leven [dood, overlijden, versterf, verscheiden, einde] [N 86 (1981)] || dood (bijv.) [DC 03 (1934)] || dood (bn.) || dood; ¯t kindje was - eer (dat) ze ¯t konden dopen [RND]
III-2-2
|
20192 |
dood (zelfst.nw.) |
dood:
1a-m; 23, 21
doed (Q095p Maastricht),
dōēt (Q095p Maastricht)
|
dood (subst.; na den dood) [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|
20325 |
dood (zn.) |
dood:
doed (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
doet (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
dōēt (Q095p Maastricht),
də doed (Q095p Maastricht),
dən doet (Q095p Maastricht),
end:
⁄t ind (Q095p Maastricht)
|
de toestand die intreedt bij het eindigen van het leven [dood, overlijden, versterf, verscheiden, einde] [N 86 (1981)] || dood (zn.)
III-2-2
|
20433 |
doodgraver |
dodengraver:
doejegrever (Q095p Maastricht)
|
doodgraver
III-2-2
|
21154 |
doodlopende weg |
bots lopende weg:
da⁄s ne bóts loupende weeg (Q095p Maastricht),
botsweg:
bótsweeg (Q095p Maastricht),
dode weg:
doejeweeg (Q095p Maastricht),
doodlopend:
doedloupend (Q095p Maastricht),
doodlopend straatje:
doedlaopend streutje (Q095p Maastricht),
doodlopende weg:
doetloupəndə wēēch (Q095p Maastricht),
weg die bots loopt:
dee bots löp (Q095p Maastricht)
|
een doodlopende weg (cul-de-sac, keerweg) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20432 |
doodskist |
doodskist:
doedskis (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
kist:
kis (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
lijkkist:
lijkkist (Q095p Maastricht),
zerk:
zerrek (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
zèrrek (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
het gewone woord
zerrek (Q095p Maastricht)
|
de doodskist [N 96D (1989)] || De doodskist. [N 96D (1989)] || doodkist || Doodskist. || doodskist; hoe noemt men het houten voorwerp, waarin de dode in het graf wordt gelegd [DC 23 (1953)] || Hoe noemt men het houten voorwerp, waarin de dode in het graf wordt gelegd? [DC 23 (1953)]
III-2-2, III-3-3
|
20438 |
doodskleed |
baarkleed:
baorkleid (Q095p Maastricht),
bruidspak:
broedspak (Q095p Maastricht),
doodshemd:
doedshumme (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
doedshùme (Q095p Maastricht),
doodshemd (Q095p Maastricht),
dŏĕdshummə (Q095p Maastricht),
doodskleder:
doedskleier (Q095p Maastricht),
doodskleed:
doedskleid (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
wit doetskleid (Q095p Maastricht),
doodsmantel:
doedsmantel (Q095p Maastricht)
|
bekleding van de overledene, wanneer hij in de doodkist wordt gelegd (thans inventarisatie; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] || bekleding van de overledene, wanneer hij in de doodkist wordt gelegd (vroeger inventarisatie; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] || doodhemd || doodskleed; hoe noemt men het doodskleed (hinnekleed, reekleed, regenkleed, enz.)? Moet dit kleed aan bepaalde voorwaarden voldoen? [VC 03 (1937)] || doodskleren; hadden ze een bijzondere naam? [VC 30 (1964)] || kleding waarmee overledene wordt bekleed [N 23 (1964)] || lijkkleed, dekkleed over de doodkist
III-2-2
|
23469 |
doodsklok |
doodsklok:
de doedsklok (Q095p Maastricht),
de doetsklok (Q095p Maastricht),
doedsklok (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht)
|
De klok die geluid wordt na het overlijden en/of bij de begrafenis van iemand [dôdsklok, dódsklok, dödsklok, doeëdsklok?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
25374 |
doodsteken |
steken:
stēkǝ (Q095p Maastricht)
|
Nadat het dier is verdoofd, wordt het ogenblikkelijk de keel doorgesneden, opdat het nog pompende hart het bloed uit het lichaam kan stuwen. De woordtypen in dit lemma kunnen zowel duiden op het doodsteken van een varken als op het doodsteken van een rund. Een bij de opgave toegevoegd object ''varken'', ''koe'', ''beest'' wordt niet in het woordtype opgenomen. [N 28, 11a; N 28, 11b, N 28, 12a; N 28, 13b, monogr.]
II-1
|