e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
duivenslag duivenslag: dūvəslāch (Maastricht), dūvǝslāx (Maastricht), vgl. pag. 427 sub til: ongebr.; z. duivenslag, spijker.  doeveslaag (Maastricht), duivenspijker: duvǝspikǝr (Maastricht) Duivenslag: duiventil. || Duiventil: a) duivenhok, b) duivenslag (buitendeel op het dak). [ZND 08 (1925)] || Het platform op het dak of tegen de gevel vóór de toegang tot het duivenhok, waarop de duiven aanvliegen en neerstrijken. Doorgaans is het platform niet meer dan een plank, soms heeft het de vorm van een huisje met een dak. In een enkel geval is de betekenis van de opgegeven term beperkt tot het (getraliede) valdeurtje dat men kan verstellen voor in- en uitvliegen; deze gevallen zijn telkens in het lemma vermeld. In kaart 52 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie ook afbeelding 17 bij het lemma "duivenhok" (3.4.7). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 9b; monogr.] I-6, III-3-2
duivin, vrouwelijke duif duif: dŏŭf (Maastricht), vrouwtje: vruike (Maastricht), wijfje: weifke (Maastricht), wejfkə (Maastricht), wijfje (Maastricht), wijfke (Maastricht, ... ), wijfkə (Maastricht), zij: zeͅjə (Maastricht), zijje (Maastricht, ... ), zijjə (Maastricht, ... ), zījjə (Maastricht), zɛj:ə (Maastricht) duif, wijfje [ZND 01 (1922)], [ZND 18 (1935)], [ZND 39 (1942)] || duivin || een vrouwelijke duif (duivinne, wijfje) [N 83 (1981)] III-4-1
duizelig dol: dūl (Maastricht), du‧l (Maastricht), dö.l (Maastricht), döl (Maastricht, ... ), heer weurt döl es heer lang heet roondgedrèjd (Maastricht), heer wörd döl (Maastricht), zoe weurste döl (Maastricht), zoe weurste dö‧l (Maastricht), draaierig: drejjerig (Maastricht), duizelachtig: duzelechtig zien (Maastricht), duizelig: daan is heer duuzeleg (Maastricht), dee woort duuzelig (Maastricht), duuzelig (Maastricht, ... ), duuzelèg (Maastricht), duuzəlig zien (Maastricht), duu‧zeleg (Maastricht, ... ), duzelig zien (Maastricht, ... ), dy:zəleͅch (Maastricht), zoe weurste duuzelig (Maastricht), zoe weurste duu‧zelig (Maastricht), duizelijk: duuzelik (Maastricht) dol worden, iemand die lang heeft of is rondgedraaid [N 07 (1961)] || duizelig [ZND 01 (1922)] || duizelig [locht, deuzig, duizig, dol, zat] [N 10a (1961)] || duizelig worden, iemand die een harde slag op zijn hoofd heeft gekregen [N 07 (1961)] || duizelig zijn [DC 60 (1985)] || Duizeling: draaierigheid, leeg gevoel in het hoofd (suizeling, duizeling, zwindel). [N 84 (1981)] III-1-2
duizelig zijn zwijmelen: zweimele (Maastricht) Bezwijming: flauwte, onmacht (kwalijkte, kwalijkvaart, zwijm, zwijmel). [N 84 (1981)] III-1-2
duizeling, duizeligheid duizeligheid: duzelechtigheid (Maastricht), duzeligheid (Maastricht), duizeling: duuzeling (Maastricht), duzeling (Maastricht) duizeligheid [DC 60 (1985)] || Duizeling: draaierigheid, leeg gevoel in het hoofd (suizeling, duizeling, zwindel). [N 84 (1981)] III-1-2
duizendpoot duizendpoot: doezendpoet (Maastricht, ... ), eine doezendpoet (Maastricht), idiosyncr.  doezendpoet (Maastricht, ... ), doezendpu(t) (Maastricht), oorworm: oorworm, duizendpoot  oerwörrem (Maastricht) duizendpoot || duizendpoot [duuzendbeender, -been] [N 26 (1964)] III-4-2
duizendschoon duizendschoon: duizendschoon (Maastricht), jonkertje: junkerke (Maastricht, ... ), junkerkes (Maastricht), -  junkerkes (Maastricht), Spelling: \"fonetisch\  junkərkə (Maastricht) duizendschoon (Dianthus barbatus L.) [N 92 (1982)] || Welke dialectbenamingen hebt u voor verschillende tweejarige planten: dianthus barbatus (duizendschoon) [N 73 (1975)] III-2-1
dulden gaarne hebben: geere höbbe (Maastricht), luchten: löchte (Maastricht), löchtə (Maastricht), uitstaan: ieməs kinnən ōētstoon (Maastricht), kinne oetstoon (Maastricht), kinnə oetstoon (Maastricht), oetstaon (Maastricht), oetstoon (Maastricht, ... ) iemand dulden in zijn nabijheid, het kunnen uithouden [luchten, uithouden, uitstaan] [N 85 (1981)] III-3-1
dunne melk blauwe melk: blau̯w mɛlk (Maastricht) Dunne melk met een laag vetgehalte. [N 3A, 74] I-11
dunne sjaal plag: plak (Maastricht), sjaal: sjaal (Maastricht, ... ), sjaaltje: sjaalke (Maastricht), zijden sjaal: zeije sjaal (Maastricht) sjaal, dunne ~ [N 23 (1964)] III-1-3