22475 |
eenentwintigen (kaartspel) |
banken:
eenentwintigen
bāŋkə (Q095p Maastricht)
|
Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24853 |
eenjarige plant |
eenjarig goed:
éénjaorich góót (Q095p Maastricht)
|
Hoe noemt u: planten, door zaaien vermeerderd, met een levensduur van 6-8 maanden (uitzonderingen daargelaten!) (éénjarige planten) [N 73 (1975)]
III-4-3
|
34400 |
eenmaal geschoren schaap |
jarige:
jø̜̄regǝ (Q095p Maastricht)
|
Bedoeld wordt een schaap dat eenmaal is geschoren en één paar vaste tanden heeft. Het schaap wordt voor de eerste keer geschoren als het ongeveer 15 maanden oud is. Het heeft twee tanden als het ongeveer een-en-driekwart jaar oud is. Men kan zeggen dat het in dit lemma gaat om een schaap van ongeveer 15 maanden tot ongeveer 2 jaar. [N 77, 12; N 77, 13; N 70, 6a; JG 1d; AGV, m 3; monogr.]
I-12
|
32631 |
eenscharige ploeg, rondgaande ploeg, voetploeg, radploeg, karploeg |
steltploeg:
stɛ.lt[ploeg] (Q095p Maastricht
[(om stoppels te ploegen)]
)
|
In dit lemma zijn de benamingen bijeengebracht voor a) de oude, houten, later ook ijzeren voetploeg, die in plaats van een schaats soms een wieltje had; b) de oude houten, later ook wel ijzeren karploeg waarmee men ofwel naar één kant, dus "rond" moest ploegen ofwel heen en weer kon ploegen, omdat kouter en riester op een naar rechts resp. naar links om te ploegen voor konden worden ingesteld. De oude ploeg kon, zoals de voetploeg in K 315, 353, 359 en Q 27 en de houten karploeg in L 115, ook gewoon "de ploeg" genoemd worden, omdat hij ter plaatse destijds het enige of meest gebruikte type was. Voor zijn opvolger, en met name de wentelploeg, kwam dan meestal een bijzondere term in gebruik. [N 11, 30 + 32c + 32e; N 11A, 67 + 68 + 69 + 75e + 78 + 97 + 114; N J, 10 add.; JG 1a + 1b; N 12, 25 add.; N 27, 14 + 15 add.; A 27, 24 add.; A 33 add.; div.; monogr.]
I-1
|
18851 |
eenvoudig |
bedeesd:
bedees (Q095p Maastricht),
eenvoudig:
eenvoudig (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
einvaodig (Q095p Maastricht),
invoudig (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
invoudəch (Q095p Maastricht),
īnvòwdich (Q095p Maastricht),
ənvo:wdeͅx (Q095p Maastricht),
ənvoudəg (Q095p Maastricht),
gewoon:
gewoen (Q095p Maastricht)
|
eenvoudig [ZND 01 (1922)] || zonder overdaad, weelde of vertoon, niet voornaam [bedest, gewoon, eenvoudig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19368 |
eenvoudige of armoedige woning |
barak:
brak (Q095p Maastricht),
barakje:
brèkske (Q095p Maastricht),
hut:
van stro
hut (Q095p Maastricht),
kavaalje:
kavāljə (Q095p Maastricht),
keet:
keet (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
(wèrrekkeet)
keet (Q095p Maastricht),
kot:
van hout
kot (Q095p Maastricht),
krot:
krot (Q095p Maastricht)
|
Een eenvoudige, kleine, soms armoedige woning van hout, riet, stro of plaggen gebouwd (kot, hut, brak, keet, patiek) [N 79 (1979)] || krotwoning
III-2-1
|
21517 |
eenzaam |
alleen:
allein (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
àlèjn (Q095p Maastricht),
əllejn (Q095p Maastricht),
eenzaam:
einzaam (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
eins:
vgl. Maastricht Wb. (pag. 88): einsig, enig.
einsje (Q095p Maastricht),
moederzielig alleen:
moorzielig allein (Q095p Maastricht)
|
alleen, zonder gezelschap; ver van mensen verwijderd [eenlijk, eendelijk, allenig, enig, eens] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21844 |
eenzaat |
eenling:
einling (Q095p Maastricht),
einzige (<du.), een ~:
ənə einsigə (Q095p Maastricht),
zonderling:
zonderling (Q095p Maastricht)
|
alleen, zonder gezelschap; ver van mensen verwijderd [eenlijk, eendelijk, allenig, enig, eens] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
23709 |
eer aan de vader |
eer aan de vader:
eer aan de vader (Q095p Maastricht),
ier aon de vader (Q095p Maastricht),
ier aon de vajer (Q095p Maastricht),
glorie zij de vader:
glorie zij d`n vader (Q095p Maastricht),
Glorie zij de Vader (Q095p Maastricht)
|
Het "Eer aan de Vader..."of "Glorie zij de Vader...". [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23654 |
eerherstellende communie |
communie (<lat.) tot eerherstel:
kemunie tot ierherstèl (Q095p Maastricht),
communie (<lat.) van eerherstel:
communie vaan ierherstel (Q095p Maastricht),
kemuunie van ierherstel (Q095p Maastricht),
eerherstellende communie (<lat.):
ierherstèllende kemunie (Q095p Maastricht),
uitstelling van het allerheiligste:
oetstèlling vaan ut allerheiligste (Q095p Maastricht)
|
Een eerherstellende communie op de 1e vrijdag van de maand. [N 96B (1989)]
III-3-3
|