e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
fluiter fluiter: fluiter (Maastricht), fluitertje: fluiterke (Maastricht) fluiter || fluiter (12,5 alleen in hoge loofbossen; vrij zeldzaam; roep vrij luid [djuu-djuu]; zang onder het vliegen [tjip-tjip-tjip-tjirrrrrrrr] [N 09 (1961)] III-4-1
fluweel, velours velours: vlūr (Maastricht), vǝlūr (Maastricht) Weefsel met een bovenkant met rechtopstaande garenuiteinden, ontstaan door een bijzondere afwerking. De binding bestaat uit een grondweefsel, in effen of keper, waartussen draden, die over grotere afstanden los liggen. Door deze door te snijden en op te borstelen ontstaat een pluche-achtig haardek: pool. Door zacht ruwen wordt het ø̄pluizenø̄ bevorderd, waarna de pool op een bepaalde lengte wordt afgeschoren (Bonthond s.v. ø̄fluweelø̄. [N 62, 78; N 62, 75f; 59, 201; MW; L 1a-m; L 23, 57a; S 9; monogr.] II-7
fluwelen broek velours (fr.): vloer, floer (Maastricht), vloere (Maastricht), velvet (eng.): Eng. velvet.  vèlvèt (Maastricht) [vloere*]: van vloer, d.i. fluwelen || velours: fluweel || velvet: fluweel III-1-3
fokmerrie bokmeer: bǫkmēr (Maastricht) Een merrie geschikt voor de kweek of die één of meer veulens gehad heeft. Een kweekmeer werkt niet (Q 168), terwijl een veulensmeer ook in de kar loopt (Q 77). In tegenstelling tot een veulensmeer is een kweekmeer gewoonlijk drachtig. Kleinere boeren zorgen ervoor een veulensmeer te hebben, die jaarlijks een veulen werpt, waardoor elk jaar een aanspanner ter beschikking staat. [JG 1a, 1b; N 8, 50b] I-9
fonkelen, flonkeren flonkeren: flonkere (Maastricht, ... ), floongkərə (Maastricht), floonkere (Maastricht), floonkərə (Maastricht), fonkelen: fonkele (Maastricht), fonkələ (Maastricht), foon.kələ (Maastricht), foonkele (Maastricht), foonkələ (Maastricht, ... ), fónkele (Maastricht, ... ), glinsteren: glinstere (Maastricht) levendig, maar niet onrustig stralen of glanzen, warm schitteren [sprietelen, fonkelen, flonkeren] [N 91 (1982)] III-4-4
fooi drinkgeld: dreenkgèlt (Maastricht), drinkgeld (Maastricht, ... ), drinkgelt (Maastricht), drinkgéld (Maastricht), drinkgəld (Maastricht), fooi: fooi (Maastricht, ... ), fooj (Maastricht, ... ), premie: premie (Maastricht) de gift in geld aan iemand die een dienst verleend heeft (vanwege zijn beroep) [fooi, pree, drinkgeld] [N 89 (1982)] III-3-1
fopspeen lots: lotsj (Maastricht, ... ) fopspeen; hoe heet in uw dialect de fopspeen die men kleine kinderen in de mond stopt om ze stil te krijgen [DC 43 (1968)] III-2-2
forsgebouwde koe zware koe: zwūr kō (Maastricht) [N 3A, 141a] I-11
framboos flamboos: flamboos (Maastricht, ... ), flambōs (Maastricht), framboos  flambo:s* (Maastricht), framboos: framboze (Maastricht), mv: -e  framboose (Maastricht), mv: -ze  frambooze (Maastricht) [DC 13 (1945)]framboos [ZND 34 (1940)] I-7
franciscaan bruine pater (lat.): broune paoter (Maastricht, ... ), broune pater (Maastricht), franciscaan: franciscaan (Maastricht, ... ), minderbroeder: minderbroeder (Maastricht) Een Franciscaan of Minderbroeder [bruine pater, de Broune, Minnebroor, broene paater]. [N 96D (1989)] III-3-3