e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
geronnen melk omgegangen melk: ǫmgǝgaŋǝ mɛlǝk (Maastricht), zure melk: zūr męlǝk (Maastricht) Melk die door het lange staan dik en zuur is geworden. [L 2, 7; A 7, 15; monogr.] I-11
gerookt spek gerookt spek: geruik spek (Maastricht, ... ), schinkenspek: sjinkespek (Maastricht, ... ), E paar sneijkes broed mèt sjinkespek, dat smaakde  sjinkespek (Maastricht) boterhammenspek || mager gerookt spek || spek dat gerookt is [DC 48 (1973)] || varkensspek III-2-3
gerookte paling gerookte paling: geruikde (pan)paling (Maastricht), geruikde paling (Maastricht), geruikde paoling (Maastricht), gerèùkdə pááling (Maastricht), paling: Verklw. päölingske Paoling in zjeleij Het gewone woord is iel (A.N aal)  paoling (Maastricht) paling || panpaling; Hoe noemt U: Een gerookte panpaling [N 80 (1980)] III-2-3
gerst gerst: gērs (Maastricht) Hordeum L. De gerstteelt was in Belgisch Limburg betrekkelijk zeldzaam. Bij zomergerst wordt aangetekend: vooral bestemd voor de brouwerij; bij wintergerst: vooral bestemd als veevoer. Volgorde varianten van gerst: 1. met "rst" in de auslautgroep; 2. met "st"; 3. met "rs"; en 4: met alleen "s" in de auslautgroep; zie de eerste klankkaart [kaart 6]; in de tweede klankkaart [kaart 7] is de geografische verspreiding van het vocalisme weergegeven. Zie afbeelding 1, d. [JG 1a, 1b; L A1, 127; L 1 a-m; L 24, 6a; L lijst graangewassen, 2; R 3, 24; S 10; Wi 53; monogr.] I-4
geruite jurk geruite kleed: geroete kleid (Maastricht), geruite scholk: geroete sjollek (Maastricht), geruitjes kleed: geruutekes kleid (Maastricht), kleed met ruiten: kleid mèt roete (Maastricht), ruitenkleed: roete kleid (Maastricht, ... ), ruitjeskleed: rutekeskleid (Maastricht, ... ), ruutekeskleid (Maastricht, ... ) #NAME? || [rutekeskleid*]: kleed van geruite stof || jurk van geruite stof [ruutekeskleid] [N 24 (1964)] || ruit: [kleed met ruitjes] III-1-3
geschenk cadeau (fr.): kado (Maastricht, ... ), kedo (Maastricht, ... ), kədoo (Maastricht, ... ), kədoo doen (Maastricht), cadeautje (<fr.): kədookə (Maastricht), gave: gave (Maastricht), geschenk: gescheenk (Maastricht), gesjink (Maastricht), gəsjink (Maastricht), presentje (<fr.): prizēēnt.zjə (Maastricht), prəsensjə (Maastricht) dat wat je kado geeft [gave, geschenk, gift, present, zende, kado] [N 89 (1982)] III-3-1
geschild fineer geschild fineer: gǝšęlt fenēr (Maastricht), schilfineer: šęlfenēr (Maastricht) Fineer dat door middel van een schilmachine in dunne lagen van een boomstam gesneden wordt. [N 56, 12a] II-12
geschreeuw van leeuweriken slaan: sloon (Maastricht) het geschreeuw van leeuweriken (kreeuwen) [N 83 (1981)] III-4-1
geselblok paard: paard (Maastricht) Doorgaans werd voor het grof dorsen een ladder of iets dergelijks gebruikt. Soms construeerde men speciaal voor het grof dorsen een apartstuk gereedschap. In dit lemma staan de enkele benamingen daarvan bijeen. Bij de opgaven haspel en schoofreek werd door de zegsman een tekening toegevoegd, die hier wordt overgenomen (afbeelding 9, a en b). Bij zijn tekening noteert de zegsman van L 330 nog: "Een haspel is een houten rol, van een boomstam gemaakt, die draaide rond een as waarvan de uiteinden in een opvouwbare houten schraag waren gestoken. In de rol waren spijkers zonder kop geslagen die 3 à 4 cm uitstaken. Als met een ''schob graan'' hierop geslagen werd, begon de rol te draaien en werden zowel graankorrels als kortstro verwijderd. Men hield dan een ''sjauf sjtreu'' over: lang en glad stro dat men gebruikte voor het maken van dakpanpoppen." [N 14, 15c; JG 1d] I-4
geslacht familie: familie (Maastricht, ... ), femielie (Maastricht), femilie (Maastricht, ... ), fĕmilie (Maastricht), fəmielie (Maastricht, ... ), fəmīēlie (Maastricht), geslacht: geslach (Maastricht, ... ), geslag (Maastricht), gəslāch (Maastricht), gəslàch (Maastricht) de gezamenlijke afstammelingen van een gemeenschappelijke stamvader, geslacht [natie, familie] [N 87 (1981)] || gezamenlijke afstammelingen; familie III-2-2