e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hazenleger hazenleger: ??  haozeleger (Maastricht), hol: Endepols  hól (Maastricht), leger: leegər (Maastricht), leger (Maastricht, ... ), legər (Maastricht), Endepols  leger (Maastricht), ideosyncr.  leger (Maastricht), WBD/WLD  leegər (Maastricht, ... ) Hoe noemt u de vaste ligplaats van een haas (leger, lechter, pot) [N 83 (1981)] || leger, ligplaats ve haas [DC 54 (1979)] III-4-2
hebzuchtig hapscharretig: hāpsjáárətich (Maastricht), hebberig: höbberig (Maastricht, ... ), höbbərig (Maastricht), höbbərəch (Maastricht, ... ), hebbetig: höbbetig (Maastricht) een sterke begeerte naar geld hebben [hebbig, gewarig, greeg (zijn)] [rijven] [N 89 (1982)] III-3-1
hecht van een mes handvat: handvat (Maastricht, ... ), heft: hèf (Maastricht), steel: stēl (Maastricht, ... ) handvat van een mes (hecht, heft) [N 20 (zj)] || hecht van een mes [ZND 01 (1922)], [ZND 26 (1937)] III-2-1
hede, vlas- of hennepafval werk: wɛ̄rk (Maastricht) Rap en bodde bestaat uit langere vezels en kort lint dat bij het zwingelen of hekelen achterblijft en waarvan grof linnen wordt gemaakt; scheven bestaat uit alleen de bastdeeltjes. [L 43, 3; S 13; monogr.] I-5
heen en weer (bewegen) ijsberen: iesbeere (Maastricht), iesbere (Maastricht), klotsen: k.lótsə (Maastricht), klotsə (Maastricht, ... ), klótse (Maastricht), klótsə (Maastricht), op en af: hee lup op en aaf (Maastricht), heer löp op en aof (Maastricht, ... ), op en aof loupe (Maastricht), op en neer: heer lèùp op en neer (Maastricht), obbeneer loupe (Maastricht), schokkelen: sjokkele (Maastricht), schuddelen: sjöddele (Maastricht), waggelen: waggele (Maastricht), zwalken: zwalke (Maastricht), zwalleke (Maastricht) heen en weer lopen [op en aaf lope] [N 07 (1961)] || sterk heen en weer bewegen, gezegd van bijv. water in een glas [zwalpen] [N 91 (1982)] III-4-4
heen en weer draaien draaien: drejje (Maastricht), drèje (Maastricht), drentelen: drentele (Maastricht), dréntele (Maastricht), dréntələ (Maastricht), heen en weer draaien: heen en weer drejje (Maastricht), onrustig zijn: onröstig (Maastricht), zich keren en draaien: zich kierə en drèjje (Maastricht) Heen en weer draaien (drispelen). [N 84 (1981)] III-1-2
heen en weer schuiven op en neer schuiven: òp en neer sjuive (Maastricht), schroevelen: sjroevele (Maastricht), schuiven: sjuivə (Maastricht), verzetten: vərzéttə (Maastricht), wemelen: wiemele (Maastricht) Heen en weer schuiven (winaauwen, wiemelen). [N 84 (1981)] III-1-2
heer heer: hî:r (Maastricht) heer [RND] III-3-1
heerbaan baan: baon (Maastricht), brede, een ~: breije (Maastricht), dijk: diek (Maastricht), grote, een ~: groete (Maastricht), heerbaan: heirbaon (Maastricht), hierbaon (Maastricht), heerstraat: hierstraot (Maastricht), hoofdweg: hoofweeg (Maastricht), weg: weeg (Maastricht, ... ), wēēch (Maastricht) een grote, brede weg (dijk, heerbaan, heerstraat) [N 90 (1982)] III-3-1
heerboer landheer: lānthīr (Maastricht), prang (barg.): praŋ (Maastricht) Eigenaar van een groot boerenbedrijf, van minstens 100 ha, zo wordt wel opgegeven, die zijn bedrijf heeft geërfd of gekocht. In raderboer is rader, "wielen" als pars pro toto op te vatten voor "wagens": een boer die veel wagens bezit. [A 10, 2c; monogr.] I-6