25441 |
het vlees laten besterven |
uitsterven:
ūtstɛrvǝ (Q095p Maastricht),
ǫwtstɛrǝvǝn (Q095p Maastricht)
|
Na het verwijderen der ingewanden e.d. en het schoonmaken laat men het vlees hangen om het te laten afkoelen en opstijven. De volgende dat wordt het verder verwerkt. Enerzijds is dit een eis van de keuringsdienst (eventuele ziektes e.d. zijn dan makkelijker te constateren), anderzijds komt dit besterven volgens velen de smaak van het vlees ten goede. [N 28, 95; monogr.]
II-1
|
21436 |
het volle bedrag |
de volle lagen:
Algemene opmerking: deze vragenlijst/dit antwoord zo letterlijk mogelijk overgenomen (dus niet omgespeld!).
de vòl laogen (Q095p Maastricht),
het brutobedrag:
bruto bedraag (Q095p Maastricht),
raffel:
vgl. Maastricht Wb. (pag. 341): raffel, een grote menigte.
raffel (Q095p Maastricht),
roffel:
[cf. raffel?, rk]
roffel (Q095p Maastricht)
|
volle bedrag, de gehele som, zonder korting [de hele poet, de volle roefel, de hele paaj?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
25558 |
het voorrijzen buiten de trog |
opgaan:
op gōn (Q095p Maastricht)
|
De informant van P 56 vermeldt dat het deeg, wanneer het voorgerezen is in de trog of machine, op de bakkerstafel wordt overgebracht voor het narijzen. Sommige informanten beschouwen deze fase als een onderdeel van het voorrijzen. Deze tweede rijsbeurt vindt plaats op de bakkerstafel (Q 121e) of bank (Q 19, 198b) of in de rijskast (L 269). [N 29, 24c]
II-1
|
25557 |
het voorrijzen in de trog |
aanzet:
ǭnzęt (Q095p Maastricht),
gisten:
gęstǝ (Q095p Maastricht),
liggen laten:
legǝ lǭǝtǝn (Q095p Maastricht)
|
Volgens de informant van P 56 worden de grondstoffen in de trog of de machine gebracht. Eerst de bloem (± 50 kg). De gist (± 1 kg) wordt opgelost in water. Dit mengsel wordt op de bloem gegoten, waarin eerst een soort trechter is gemaakt. Dit alles laat de bakker ongeveer 15 minuten staan. Dit is dan wel het voorrijzen in de trog. [N 29, 24b; N 29, 24a]
II-1
|
19768 |
het vuur aansteken |
aanmaken:
De kachel aonmake
aonmake (Q095p Maastricht)
|
aan het branden brengen
III-2-1
|
19415 |
het vuur doven |
blussen:
blusse (Q095p Maastricht),
blösse (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
dempen:
dempe (Q095p Maastricht),
¯t vuur dempe
dempe (Q095p Maastricht),
doven:
daoven (Q095p Maastricht),
douve (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
dōͅu̯və (Q095p Maastricht),
et vuur daove (Q095p Maastricht),
⁄t vuur douve (Q095p Maastricht),
(bv. van sigaret)
douve (Q095p Maastricht),
laten uitgaan:
(⁄t vuur) laote oetgoon (Q095p Maastricht),
loate oetgaon (Q095p Maastricht),
⁄t vuur laote ōētgoon (Q095p Maastricht),
uit laten gaan:
kachel oet laote goon (Q095p Maastricht),
oet laote gaon (Q095p Maastricht),
oet laoten goon (Q095p Maastricht),
oe‧t lao:te gôôn (Q095p Maastricht),
uitdoven:
oetdouve (Q095p Maastricht),
uitmaken:
⁄t vuur oetmaake (Q095p Maastricht)
|
de kachel dooven [ZND 31 (1939)] || dempen || doven || doven, laten uitgaan, gezegd van vuur in de kachel [N 07 (1961)] || Het branden doen eindigen (blussen, doven) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
23801 |
het vuur wijden op paaszaterdag |
wijding van het vuur:
de wijjing vaan `t vuur (Q095p Maastricht),
wijing vaan ut vuur (Q095p Maastricht),
Wijjing van het vuur (Q095p Maastricht),
wèjing vaan ət vuur (Q095p Maastricht)
|
Het gebruik om op Paaszaterdag het vuur te wijden. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
26378 |
het water tegenhouden |
ophouden:
ǫphawǝ (Q095p Maastricht)
|
Het water tegenhouden met behulp van één of meer sluizen. [Vds 49; Jan 52; Coe 38; Grof 66]
II-3
|
23618 |
het zielboek aflezen |
de dodenlijst aflezen:
de doede-lies aofleze (Q095p Maastricht),
het bedeboek van de gestorvenen voorlezen:
beijbook van de gestorreve veurleze (Q095p Maastricht)
|
Het zielenboek aflezen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23619 |
het zielboek voldoen |
betaalde mis:
betaolde mès (Q095p Maastricht)
|
Het zielenboek voldoen, de hiervoor verschuldigde bijdrage betalen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|