18258 |
hoge hoed |
hoge zijden:
hoege zeije (Q095p Maastricht),
hoege zijje (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
hoege zèie (Q095p Maastricht),
hŏĕge zije (Q095p Maastricht),
zijden, een -:
[zîjje, zîjjes]
zijje (Q095p Maastricht)
|
hoed, hoge ~, gedragen bij rouwgelegenheden [N 25 (1964)] || zijden: b) hoge zijden hoed
III-1-3
|
20448 |
hoge hoed bij begrafenis |
hoge hoed:
hoegen hood (Q095p Maastricht),
nen hoegen hood (Q095p Maastricht),
hoge zijden:
hoege zeije (Q095p Maastricht),
hoege zijje (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
hŏĕge zije (Q095p Maastricht),
unnen hoege zèie (Q095p Maastricht),
met afbeelding
hoege zij-je (Q095p Maastricht)
|
hoed, hoge ~, gedragen bij rouwgelegenheden [N 25 (1964)] || hoge hoed || hoge zijden || hoge zijden hoed
III-2-2
|
32445 |
hoge klomp |
boerenklomp:
būrǝ[klomp] (Q095p Maastricht)
|
Klomp met een hoge en lange, tot boven de wreef doorlopende kap. De klompopening sluit bij dit type klompen goed om de voet zodat er geen klompenriem nodig is. Zie ook afb. 259. Het woord(deel) klomp is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛklompɛ. De kapklomp die in en rond Venray (L 210) bekend was, was een luxe hoge klomp die versierd was met koperen spijkers. Hij was volgens het Venrays woordenboek (pag. 227), ondanks de hoge kap toch van een leren band voorzien en werd op zondag gedragen.' [N 24, 70b; monogr.]
II-12
|
18376 |
hoge klomp? |
boerenklomp:
boereklompe (Q095p Maastricht)
|
klomp met hoge huif, hoge klomp, zonder riem gedragen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18352 |
hoge rijgschoen |
bottine:
bottines (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
rijgschoen:
rijjsjoon (Q095p Maastricht)
|
rijgschoen || rijgschoenen, hoge ~ voor dames [petiens, bottines] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18350 |
hoge schoen met elastieken tussenstukken |
brodequin (fr.):
< Fr. brodequin (rijglaars).
boddequin (Q095p Maastricht),
[contaminatie van bot en brodequin (fr.) rijglaars, hoge schoen]
boddequins (Q095p Maastricht),
bottekeis (Q095p Maastricht)
|
[boddequin*]: hoge schoen met elastieken tussenstukken in de schacht || schoenen, hoge ~ met elastieken tussenstukken in de schacht [boddekeens] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18349 |
hoge waterdichte schoen |
overschoen:
euverscheun (Q095p Maastricht),
stevel:
stievele (Q095p Maastricht)
|
schoenen, hoge waterdichte ~ met waterkap [snöwschoen, tongschoen] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
21866 |
hogen |
bieden:
béje (Q095p Maastricht),
hogen:
huge (Q095p Maastricht),
hoger bieden:
hoeger beejə (Q095p Maastricht),
hoger zetten:
hoeger zette (Q095p Maastricht),
opbieden:
opbeeje (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
opbeejə (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
opjagen:
opjaoge (Q095p Maastricht),
verhogen:
verhuuge (Q095p Maastricht)
|
de eerder geboden som verhogen op een veiling [hogen, een hoog zetten] [N 89 (1982)] || het bedrag waarmee men het bod verhoogt (door bijv. als verkoper mee te bieden) op een veiling [hoog] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
29817 |
holle steen |
holle steen:
hǫl stęjn (Q095p Maastricht)
|
Metselsteen die niet massief is. Holle stenen kunnen diverse vormen en afmetingen vertonen en worden onder meer gebruikt voor gewelven, zolderingen en lichte tussenmuren. Ze worden ook toegepast bij het opmetselen van rookkanalen en luchtkokers. Zie ook afb. 27. Het betreft daar een holle spie- of boogsteen. De woordtypen zwemsteen (L 289) en zwembrik (Q 12) verwijzen naar het feit dat holle stenen licht van gewicht kunnen zijn door het gebruik van poreuze grondstoffen als natuurbims, kunstbims of gegranuleerde hoogovenslakken; als bindmiddel wordt dan hydraulische kalk, cement of een mengsel van beide toegepast. [N 30, 54c]
II-8
|
31168 |
holpijp |
houwpijp:
hǫwpīp (Q095p Maastricht)
|
Stalen staafje dat van onderen in een scherp gerand kokertje uitloopt. De holpijp wordt gebruikt om gaten te maken in dun plaatmateriaal. Men slaat er een plaatje van een bepaalde (vaak ronde) vorm mee uit. Zie ook afb. 135 en het lemma "holpijpje" in Wld II.10, pag. 30. Het betreft daar een vergelijkbaar werktuig voor het maken van gaatjes in leer. [N 33, 326; N 64, 73]
II-11
|