32257 |
kliefmes |
kloofijzer:
klōf˱īzǝr (Q095p Maastricht),
splijtijzer:
splīt˱ęjzǝr (Q095p Maastricht)
|
Zwaar mes met een lange, houten steel die schuin ten opzichte van het blad staat. Het dient om hout te doen splijten. Het kliefmes wordt daartoe boven op het stuk boomstam gezet, waarna met de kliefhamer op de bovenkant van het blad wordt geslagen tot het hout in tweeën is gespleten. Zie afb. 206. Soms worden bij deze werkzaamheden ook houten of metalen wiggen gebruikt. Zie ook het volgende lemma. Het kliefmes van de kuiper heeft een andere vorm dan dat van andere houtbewerkende beroepen. Zie ook de lemmata ɛkliefhamerɛ en ɛkliefbijlɛ in de paragraaf over de vaktaal van de houtzager.' [N E, 8b; A 32, add.]
II-12
|
18065 |
klierziekte |
klieren:
kleere (Q095p Maastricht),
De meeste informanten vertalen enkel het zinnetje hij heeft klieren (in de hals) zonder een speciale benaming voor deze klieren op te geven.
klĕĕre (Q095p Maastricht),
klierontsteking:
heer heet kleerontsteking (Q095p Maastricht)
|
hij heeft klieren (in de hals). Bestaat hiervoor een speciale volksnaam ? [ZND 28 (1938)] || Klierziekte die gezwellen in de hals veroorzaakt (koningszeer, sinte markoen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17893 |
klieven |
klieven:
kleve (Q095p Maastricht),
klēvǝ (Q095p Maastricht),
splijten:
splīētə (Q095p Maastricht),
splītǝ (Q095p Maastricht),
uiteen halen:
oetein hoolə (Q095p Maastricht),
vaneen trekken:
vaanein trekke (Q095p Maastricht),
vaneenaf doen:
vaan ein oaf doen (Q095p Maastricht)
|
Hout met een beitel of bijl in de lengterichting doorhakken, zodat het splijt. Zie ook het lemma ɛklievenɛ in de paragraaf over de kuipersvaktaal. Het betreft daar het klieven van stukken boomstam tot duigen.' [N 37, 8; N 50, 15a; N 75, 134a; monogr.] || klieven: Vaneen scheiden (klieven, kloven). [N 84 (1981)]
II-12, III-1-2
|
21469 |
klikspaan |
kletswijf:
kletswief (Q095p Maastricht),
klikker:
klikker (Q095p Maastricht),
klikspaan:
klikspaan (Q095p Maastricht),
verrader:
veraojer (Q095p Maastricht)
|
heimelijk een overtreding of misdrijf aangeven [bij de overheid] [klikken, verklikken, paanderdragen, klikspanen] [N 90 (1982)] || klikspaan; Iemand die daar een gewoonte van maakt is een ...... [DC 48 (1973)]
III-3-1
|
24581 |
klimop |
bruwind:
Heukels: haagwinde in Mstr.
bruwind (Q095p Maastricht),
klimop:
klimop (Q095p Maastricht),
-
klimop (Q095p Maastricht),
eigen spellingsysteem
klimop (Q095p Maastricht),
Endepols
klimop (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
klumop (Q095p Maastricht),
WBD/WLD
klimop (Q095p Maastricht),
klimòp (Q095p Maastricht),
WLD
klimop (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
wintergroen:
wintergreun (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
wintərgreun (Q095p Maastricht),
-
wintergreun (Q095p Maastricht),
Endepols
wintergreun (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
WBD/WLD
wintergreun (Q095p Maastricht),
wintərgreun (Q095p Maastricht),
WLD
wīntərgreun (Q095p Maastricht)
|
De altijdgroene heester die zich door middel van wortels aan de omringende voorwerpen hecht (klimop, veil, klim, ifte, eiloof, klimmerkruid, lier). [N 82 (1981)] || klimop [DC 68 (1993)]
III-4-3
|
24672 |
klimplant |
kledderplant:
kledderplant (Q095p Maastricht)
|
klimplant
III-4-3
|
19973 |
klink |
wip:
wep (Q095p Maastricht)
|
Plaats op de steiger waar een uiteinde van één van de steigerplanken niet voldoende is ondersteund. Daardoor ontstaat het gevaar dat de plank opwipt wanneer men erover loopt. [N 32, 4; monogr.]
II-9
|
17736 |
klinken |
hel leven:
hel leve (Q095p Maastricht),
klatsen:
klatse (Q095p Maastricht),
klinken:
klinke (Q095p Maastricht),
klinkə (Q095p Maastricht),
luiden:
lojje (Q095p Maastricht),
riveren:
rǝvērǝ (Q095p Maastricht)
|
klinken: Een goed hoorbaar, luid of helder geluid voortbrengen (klinken, luiden, klabetteren, klawetteren). [N 84 (1981)] || Twee metalen delen van een werkstuk met elkaar verbinden door middel van klinknagels. De al dan niet verwarmde klinknagel wordt daartoe eerst met behulp van de nageltang in het voorgeboorde gat van de aan elkaar te bevestigen delen geplaatst. Met de ophaler wordt de klinknagel vervolgens zo ver mogelijk opgetrokken. Dan wordt het penvormige uiteinde van de klinknagel met de klinkhamer tot een kop geslagen. Tijdens deze handelingen wordt het andere uiteinde van de klinknagel met behulp van de domper tegengehouden. De nieuwgevormde kop van de klinknagel wordt tenslotte met de dopper afgerond. Zie ook de lemmata "klinkhamer", "domper", "dopper", "nageltang", etc. IJzeren klinknagels boven 9 mm dikte worden voor verwerking doorgaans heet gemaakt in een veldsmidse of kleine gloeioven. Kleine, van koper, messing of zacht ijzer vervaardigde klinknagels kunnen ook koud worden geklonken. [N 64, 98; N 66, 44; monogr.]
II-11, III-1-1
|
29819 |
klinker |
klinker:
kleŋkǝr (Q095p Maastricht)
|
Baksteensoort met zeer grote hardheid. De klinker wordt beschouwd als beste kwaliteit baksteen. Binnen de metselklinker worden de volgende kwaliteiten onderscheiden: ɛkelderklinkerɛ, voor werk beneden grondwaterpeil, ɛtrasraamklinkerɛ, voor waterdicht werk boven grondwaterpeil en ɛgevelklinkerɛ, voor zwaar belast metselwerk.' [N 98, 170; monogr.]
II-8
|
31498 |
klinkhamer |
klinkhamel:
kleŋkhāmǝl (Q095p Maastricht)
|
Hamer voor klinkwerkzaamheden. Volgens verschillende zegslieden wordt als klinkhamer vaak een bankhamer gebruikt. Dit type hamer heeft een kop van staal en een houten handvat. Het gewicht ligt rond de 1,3 kg. De pen aan de kop van de hamer wordt gebruikt om de klinknagelkop te vormen, de vlakke baan voor het slaan op de ophaler en dopper. Zie ook afb. 178 en de toelichting bij de lemmata "bankhamer", "ophaler" en "dopper". [N 33, 64; N 64, 39h; N 66, 6h; monogr.]
II-11
|