e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maastricht

Overzicht

Gevonden: 8094

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aandringen aandringen: aondrang (Maastricht), aondrin-gə (Maastricht), aondringe (Maastricht, ... ), aondringə (Maastricht, ... ), aanhouden: aonhawwe (Maastricht, ... ), derop hameren: drop haamərə (Maastricht) aandringen || met klem trachten gedaan te krijgen, met drang onder de aandacht brengen [prossen, aandringen] [N 85 (1981)] III-1-4
aangeschoten aangeschoten: aongesjoote (Maastricht) dronken [N 10 (1961)] III-2-3
aangetrouwd aangetrouwd: aongetroude femilie (Maastricht, ... ), aongetrouw (Maastricht) aangetrouwd || aangetrouwde familie || verwantschap; aangetrouwde familie III-2-2
aangeven, verklikken aangeven: aongeevə (Maastricht, ... ), aongeve (Maastricht, ... ), aongevə (Maastricht), àngeven (Maastricht), kletsen: kletse (Maastricht), klikken: klikke (Maastricht), verklappen: verklappen (Maastricht), verkletsen: verkletse (Maastricht), vərklètsə (Maastricht, ... ), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: deze lijst heb ik letterlijk, zoals invuller het genoteerd heeft overgenomen!  vərklètsə (Maastricht), verraden: veraoje (Maastricht), veroaje (Maastricht), verraoje (Maastricht), vərraoje (Maastricht), vərraojə (Maastricht) een overtreding of misdrijf bekend maken aan de overheid [aangeven, verklikken, verklappen] [N 90 (1982)] || heimelijk een overtreding of misdrijf aangeven [bij de overheid] [klikken, verklikken, paanderdragen, klikspanen] [N 90 (1982)] || klikken; Welk woord gebruikt u in uw dialect voor het doorvertellen aan vader, moeder of onderwijzer van iets, waarvoor een ander kind straf kan krijgen? [DC 48 (1973)] III-3-1
aanhangen aanhangen: ā̄.nhaŋǝ (Maastricht), ǭ.nhaŋǝ (Maastricht) De meelzak met behulp van de zakhaakjes aan de meelpijp of meelbak bevestigen. [Jan 170; Coe 155; Coe 155 add.; Grof 183] II-3
aanhitsen hitsen: ideosyncr.  hitsen (Maastricht), kissen: \'kiesje - kiejsde - gekiesj\'  kiesje (Maastricht), ophitsen: ophitse (Maastricht), ophitsə (Maastricht), WBD/WLD  ophitsə (Maastricht, ... ), òphitsə (Maastricht), plagen: Endepols  plaoge (Maastricht) Hoe noemt u een hond kwaad maken, aanhitsen (hitsen, hissen, opkiezen) [N 83 (1981)] III-2-1
aanhoudend bepoetelen beknuffelen: beknoevelen (Maastricht), fommelen: foemele (Maastricht), friemelen: friemele (Maastricht), haspelen: haspele (Maastricht) aanhoudend in de handen nemen [haffele, verhandvollen] [N 10 (1961)] III-1-2
aanhoudend klagen grijnen: grijne (Maastricht), jammeren: jiemere (Maastricht, ... ), klagen: klaoge (Maastricht, ... ), knoteren: knotere (Maastricht), kuimen: kuijmə (Maastricht), mopperen: moppere (Maastricht), mopperklaas: mopperklaos (Maastricht), zaniken: zaneke (Maastricht), zeuren: zeurə (Maastricht), zeveren: zeivərə (Maastricht) aanhoudend morren en klagen [neuriën] [N 85 (1981)] III-1-4
aanhoudend regenen aanhoudend regenen: aonhauwend regenen (Maastricht), aonhouwend (Maastricht), blijven regenen: əd blɛif rēͅgənə (Maastricht), knoeierig weer: knoeierig weer (Maastricht), regenen: reëne (Maastricht), ⁄t rènt (Maastricht) voortdurend regenen [knoeien] [N 22 (1963)] III-4-4
aanhoudend vragen aanhouden: aonhawwe (Maastricht), aonhawwə (Maastricht), bedelen: bedele (Maastricht, ... ), beedələ (Maastricht), bidden: vgl. Maastricht Wb. (pag. 33): bidden, beie a) een gebed doen tot God; - b) dringend verzoeken: nao lang beije en smeike.  beie (Maastricht), doorzeveren: doorzeiveren (Maastricht), drenzen: Van Dale: drenzen, 1. (van kinderen) onophoudelijk op een huilende toon (om iets) zeuren; -2. zich op zeurige wijze voordoen, laten horen enz.  drenze (Maastricht), jengelen: jengele (Maastricht), lam maken: laammake (Maastricht), lamenteren (<fr.): lammənteerə (Maastricht), neulen: Van Dale: neulen, (gew.) 1. binnensmonds brommen; -2. zaniken, zeuren.  nuile (Maastricht), ouwekutten: aw kutte (Maastricht), zaniken: zaneke (Maastricht), zaniken (Maastricht), zanikkə (Maastricht, ... ), zāānəkə (Maastricht), zeuren: zeure (Maastricht, ... ), zeveren: blievə zeivərə (Maastricht), zokken: vgl. Maastricht Wb. (pag. 519): zokke*, zeuren, zaniken.  zòkkə (Maastricht) aanhoudend vragen om iets te krijgen [kutten] [N 87 (1981)] || alsmaardoor blijven vragen [maren] [N 87 (1981)] III-3-1