30281 |
onderregel |
onderregel:
ondǝrrēgǝl (Q095p Maastricht)
|
De onderste horizontale plank van de vergaring van een paneeldeur. [N 55, 26d; monogr.]
II-9
|
18315 |
onderrok |
onderrok:
onderrok (Q095p Maastricht),
oonderrok (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht)
|
onderrok (niet onderjurk) [sjort, onderschort, sjörket, zjuupke] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
25970 |
onderslagmolen |
onderslagmolen:
ondǝršlā.x[molen] (Q095p Maastricht)
|
Watermolen waarbij het water tegen de schoepen aan de onderzijde van het molenrad duwt. Gezien de grote verspreiding van dit molentype in het onderzoeksgebied, hadden de meeste invullers er geen specifieke term voor. Zie ook afb. 10 en de toelichting bij het lemma ɛbovenslagmolenɛ. Het woord respectievelijk woorddeel ømolenŋ is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛmolenɛ.' [Vds 23; Coe 4; Grof 15]
II-3
|
26523 |
onderstel |
bankje:
bɛ̄̄.ŋskǝ (Q095p Maastricht),
poten:
py (Q095p Maastricht)
|
Het geheel van drie poten en een blad van een spinnewiel. [N 34, B3] || Onderstel aan de onderzijde van de meelpijp waar de zak op wordt geplaatst. [Vds 167; Coe 157; Grof 189]
II-3, II-7
|
26414 |
onderstel voor het blok |
betonnen blok:
bǝtǫnǝ blǫk (Q095p Maastricht),
muurtje:
mørkǝ (Q095p Maastricht)
|
Het houten of stenen onderstel waar het blok op rust. Het houten onderstel bestond in de regel uit een gebinte uit stijlen en dwarsbalken dat op de bedding was aangebracht. Bij veel molens was het in de loop der jaren vervangen door een stenen muurtje of een betonnen blok. Zie ook afb. 75. [Jan 80; Coe 72; Grof 94; A 42A, 4; A 42A, 5; N O, 28c]
II-3
|
27891 |
ondersteunen |
stijpen:
stipǝ (Q095p Maastricht)
|
Een muur onderschragen met een stut of schoor. Zie voor de fonetisch niet gedocumenteerde vormen het lemma 'Muur'. [N 31, 48a; monogr.]
II-9
|
21148 |
onderstuk van een rijtuig |
chassis (fr.):
sjarsie (Q095p Maastricht),
gestel:
gestèl (Q095p Maastricht),
onderstel:
oonderstèl (Q095p Maastricht),
oondərstél (Q095p Maastricht),
trein:
vgl. Fr. train, 1. trein, spoortrein, spoor; - (...) 4. onderstel (van voertuigen).
trein (Q095p Maastricht)
|
het onderstuk van een rijtuig [trein] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21282 |
onderwijzer |
meneer:
menier (Q095p Maastricht)
|
onderwijzer; Hoe wordt hij tegenwoordig genoemd? [DC 48 (1973)]
III-3-1
|
21428 |
onderwijzeres |
juf:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: deze lijst heb ik letterlijk, zoals invuller het genoteerd heeft overgenomen!
juf.fròw (Q095p Maastricht),
juffrouw:
de juffrouw (Q095p Maastricht),
juffrouw (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
juffrow (Q095p Maastricht),
juffròw (Q095p Maastricht),
matresse (fr.):
Van Dale: maîtresse (Fr.), 1. meesteres; - 2. minnares.
metres (Q095p Maastricht),
meesteres:
meisteres (Q095p Maastricht),
onderwijzeres:
oonderwijzeres (Q095p Maastricht),
oondərwiezəres (Q095p Maastricht),
schoolmatresse:
sjaolmatres (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht)
|
een vrouwelijke leerkracht aan een lagere school (basisschool) [meesteres, tietepoot, metres, meesterse] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33980 |
onderzadel |
kussens van de zadel:
kø̜sǝs ˲van dǝ zǭl (Q095p Maastricht),
onderzadel:
ōndǝrzǭl (Q095p Maastricht)
|
Een vilten lap of een kussen dat onder het zadel ligt. Zie ook lemma Paardedeken Onder Het Zadel. [N 13, 64a en 64b]
I-10
|