e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pinnen pinnen: pęnǝ (Maastricht), tappen: tap (Maastricht) De (ijzeren) pinnen waarmee de molensteen aan de beugels van de steenkraan wordt bevestigd. [Vds 205; Jan 184; Coe 167; Grof 200] II-3
pinstokken (voor de slee) prikstekken: prikstèkke (Maastricht) pikstokken waarmee de kinderen een slee (waarop ze zitten) voortduwen [N 08 (1961)] III-3-2
pint, maat van 0,5 liter maatje: = een 0,5 l.  è mäötsje mèllek (Maastricht), schopje: schupke (Maastricht), sjöpke (Maastricht), (b.v. beer).  sjöpke (Maastricht) de maat die een inhoud aangeeft van 0,5 liter [snelleke, pint, schopje, schep, wup, leers] [N 91 (1982)] III-4-4
pioen paardenroos: paarderoos (Maastricht, ... ), peerdsroes (Maastricht, ... ), paardsroos: peerdsroes (Maastricht, ... ), pinksterbloem: -  pinksterbloem (Maastricht), ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  penksterblom (Maastricht), pinksterroos: pinksterroes (Maastricht, ... ), pioen: pivoine (Maastricht, ... ), -  pioen (Maastricht), ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  pioen (Maastricht), pe´oen?  pioen (Maastricht), pioenroos: -  pioen(e)roos, -roze (Maastricht), pioenroes (Maastricht), ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  pioenroes (Maastricht), pioenroos (Maastricht), pioenroze (Maastricht) [DC 17 (1949)]Ook mat. van ZND 15 (1930), 018 opgenomen [ZND 05 (1924)] || Pioen (Paeonia officinalis L.) [DC 17 (1949)] I-7, III-2-1
pissebed duizendpoot: doezəndpoet (Maastricht), keldervarken: Endepols  kèlderverreke (Maastricht), WBD/WLD  keldərverrəkə (Maastricht), kèldərvèrrəkə (Maastricht), WLD  kelder verreke (Maastricht), kèldərvèrrəkə (Maastricht), varken: Endepols  verreke (Maastricht), oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  vērke (Maastricht), varkensbeest: ideosyncr.  vérkesbies (Maastricht), oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  vèrrekesbies (Maastricht), WBD/WLD  vèrkəsbĭĕs (Maastricht), WLD  vèrrəkəsbĭĕs (Maastricht), varkentje: Endepols  verrikske (Maastricht), wild varken: wild verreke (Maastricht), wèld verreke (Maastricht), Endepols  wèld verreke (Maastricht), oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  wèlt vêrrəkə (Maastricht) Hoe noemt u de keldermot, pissebed (kelderoog, varkentje, stekelvarken, steenmot, zespoter, varkensbeest) [N 83 (1981)] || pissebed, keldermot [GV K (1935)] III-4-2
pit van een steenvrucht kern: ke:n (Maastricht), keene (Maastricht), kjēēn (Maastricht), Endepols  keen (Maastricht), WBD/WLD  kee.nə (Maastricht), keen (Maastricht), WLD  keejn (Maastricht), keene (Maastricht), pit: pit (Maastricht), Endepols  pit (Maastricht, ... ), WLD  pit (Maastricht), steen: sjtein (Maastricht), stein (Maastricht, ... ), steín (Maastricht), eigen spellingsysteem  sjteín (Maastricht), Endepols  stein (Maastricht, ... ), WBD/WLD  stein (Maastricht, ... ), WLD  stēīn (Maastricht), stijn (Maastricht) De pit van een steenvrucht (kern, steen, pit, baak, teel, kelling). [N 82 (1981)] || kern [ZND 01 (1922)] I-7
pit, kern van fruit keets: klokkenhuisje  ketš (Maastricht), kern: kenə (pl) (Maastricht), kēn (Maastricht, ... ) [RND 08] [ZND 01 (1922)] [ZND 27 (1938)] [ZND m] I-7
plaatklem buigarm: bø̜jx˱ɛrǝm (Maastricht) Werktuig waarmee men plaatijzer vastzet zodat dit gebogen kan worden. De plaatklem bestaat uit twee losse, of aan één eind met elkaar verbonden staven, die door één of meer schroeven of met behulp van een beugel tegen elkaar geperst kunnen worden. De plaatklem wordt in de bekken van de bankschroef vastgeklemd. Zie ook afb. 60. [N 33, 324] II-11
plaats maken opschuiven: opsjuive (Maastricht, ... ), opsjuivə (Maastricht), plaats maken: plaots maakə (Maastricht), plaots make (Maastricht, ... ), plaots makə (Maastricht), plaots māākə (Maastricht), pləots məke (Maastricht), ruimen: ruume (Maastricht), schuiven: scheuve (Maastricht), sjuivə (Maastricht), vrijmaken: vrijjmake (Maastricht) ruimte beschikbaar maken [plaats maken, schavelen] [N 91 (1982)] III-4-4
plaats waar men het slachtvee treft om het te verdoven voorkop: vø̄rkǫp (Maastricht) Verdooft men het dier met het schietmasker, dan moet de pin de kop binnendringen op het snijpunt van de lijnen linkerhoorn-rechteroog en rechterhoorn-linkeroog. Verdooft men het dier met een hamer of iets dergelijks, dan slaat men het doorgaans de schedel is. [N 28, 7; monogr.] II-1