32557 |
plukkorf |
plukkorf:
pløkkø̜̄rǝf (Q095p Maastricht)
|
Mand waarin geplukt fruit wordt verzameld. Zie ook afb. 290. Vgl. voor het woordtype kommel ook het Gronsvelds woordenboek s.v. kommel, ø̄plukkorfø̄. [N 40, 94; N 40, 95; N 40, 97; N 40 add.; monogr.]
II-12
|
21747 |
plunderen |
inpalmen:
inpalme (Q095p Maastricht),
plunderen:
plumere (Q095p Maastricht),
plundere (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
plundərə (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
plundərən (Q095p Maastricht),
plùndərə (Q095p Maastricht),
ps. invuller twijfelt over dit antwoord (er staat een vraagteken achter!).
plundere (Q095p Maastricht)
|
als buit meenemen [pluimen, plunderen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24991 |
poeder, pulver |
gruis:
gruus (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
poeder:
poeier (Q095p Maastricht),
poejer (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
poejər (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
pōējər (Q095p Maastricht),
pulver:
polfer (Q095p Maastricht),
pollefer (Q095p Maastricht),
polver (Q095p Maastricht),
pùlləvər (Q095p Maastricht),
(m.)
poləfər (Q095p Maastricht),
stub:
stöp (Q095p Maastricht)
|
pulver [ZND m] || tot fijn gruis of zeer fijne koreltjes gemaakte vaste stof [peder, pulver, poeder, stof] [N 91 (1982)] || tot poeder maken of worden [miezelen, verpulveren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
33707 |
poel |
poel:
pōl (Q095p Maastricht)
|
Klein ondiep, stilstaand water, veelal als troebel of smerig gedacht. Een poel heeft dan ook meestal een meer ongunstige betekenis dan een vijver. [N 27, 24; S 28; A 20, 1; A 2, 48; monogr.]
I-8
|
24949 |
poel, plas |
poel:
(subst. plur.)
poole (mv.) (Q095p Maastricht),
poeltje:
peulke (dim.) (Q095p Maastricht),
watertjes:
weterkes (Q095p Maastricht)
|
poel, vijver || watertjes, plassen
III-4-4
|
31211 |
poelie |
snarenrad:
snǭrǝrāt (Q095p Maastricht)
|
Wiel dat voorzien is van flensranden of van een groef en dat gebruikt wordt om er een drijfriem of een ketting over te laten lopen. Zie ook afb. 76 in Wld ii.3 (pag. 104) en het lemma "drijfriem". [N 33, 258; monogr.]
II-11
|
22661 |
poesjenellenkelder |
poesjenellenkelder:
pusjəneͅləkɛldər (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
pusjəneͅləkɛ̄ldər (Q095p Maastricht)
|
De ruimte waar marionettenvoorstellingen gegeven worden [poesjenellekelder, poesje]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
19958 |
poetsen |
kiemen eraf halen:
kiemen eraf halen (Q095p Maastricht),
ontkiemen:
ontkimǝ (Q095p Maastricht),
uitpoetsen:
ūtpǫtsǝ (Q095p Maastricht)
|
De overtollige eindjes wis die aan de binnen- en buitenkant van de mand uitsteken, met behulp van een poetsmes wegsnijden. Zie ook het volgende lemma. Een uitstekend eind van een wis werd in Sint Truiden (P 176) kout (kǫwt) genoemd. [N 40, 74; monogr.] || Kiemen, stof en onzuiverheden van de geëeste graankorrels verwijderen. Vraag N 35, 44 luidde: "Hoe noemt U het verwijderen van de scheuten van de korrels". In een aantal gevallen gaven de zegslieden termen op die betrekking hadden op de drie bewerkingen samen. Bij de woordtypen "poetsen" en "wannen" is het dan ook niet duidelijk welk van de bewerkingen het hier betreft. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''moutpoetsmachine''.' [N 35, 14; monogr.]
II-12, II-2
|
19425 |
poetsen, schoonmaken |
poetsen:
pootse (Q095p Maastricht),
potsen (Q095p Maastricht),
pótse (Q095p Maastricht),
pötse (Q095p Maastricht),
pötsen (Q095p Maastricht),
(zeer platte oo)
pōtse (Q095p Maastricht),
De straot pótse De pas gepótsde gaank
pótse (Q095p Maastricht)
|
poetsen || Reinigen, poetsen, (poetsen, kuisen, schoonmaken) [N 79 (1979)] || schoonmaken
III-2-1
|
19828 |
poetslap |
poetsdoek:
pótsdook (Q095p Maastricht),
poetslap:
pótslap (Q095p Maastricht)
|
poetsdoek || poetslap
III-2-1
|