e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
raat graat: grǭǝt (Maastricht), raat: rǭt (Maastricht) Een raat is een schijf gevormd door twee lagen met de rug tegen elkaar liggende zeszijdige cellen. Ze wordt door de bijen gemaakt voor het opkweken van de larven en voor het opbergen van honing in de winter. Het bouwsel is van was. [N 63, 13a; L 1a-m; S 3; A 25, 10; JG 1a+1b; JG 2b-5, 3; Ge 37, 53; monogr.] II-6
rabarber rabarber: reberber (Maastricht), reberreber (Maastricht, ... ), rəberrəbər (Maastricht) [ZND m]Hoe noemt u: rabarber (rheum palmatum - fam. polygoneae) (rebèrbel, rebèlleber) [N 71 (1975)] || rabarber (bekende groente) I-7
raccordement raccordement: rakǫrdǝment (Maastricht) Particulier verbindingsspoor van de fabriek met de spoorlijn; bij uitbreiding ook de afdeling van een aardewerkfabriek waar transportmiddelen en opslagplaatsen zijn ondergebracht. [monogr.] II-8
rad raad: raod (Maastricht) raad, aanbeveling om iets te doen, voorlichting III-1-4
raden raden: kenstich datraojə (Maastricht), rao:je (Maastricht), raoijen (Maastricht), raoje (Maastricht, ... ) Kunt ge dat raden? [ZND 06 (1924)] || raden [N 07 (1961)] || raden, gissen, vermoeden III-1-4, III-3-2
radijs radijs: radijs (Maastricht), redijs (Maastricht, ... ), rədeͅis (Maastricht) [ZND 41 (1943)] [ZND m]Hoe noemt u: radijs (raphanus sativus - fam. cruciferae) [N 71 (1975)] || radijs I-7
radio radio: raadioo (Maastricht), radi-jo (Maastricht), radio (Maastricht, ... ), rāādijoo (Maastricht), ráádĭĕjoo (Maastricht), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: deze lijst heb ik letterlijk, zoals invuller het genoteerd heeft overgenomen!  ráádĭĕjoo (Maastricht), ps. invuller noteert hier een i + j (en geen ij!).  radijo (Maastricht, ... ) een radio-ontvangtoestel [radio] [N 90 (1982)] III-3-1
radmaker radermaker: rājǝrmēkǝr (Maastricht) Vakman die gespecialiseerd is in het maken van houten wielen voor karren en wagens. Reparaties aan de houten wielen konden niet alleen door de wagenmaker, maar ook door de timmerman/schrijnwerker worden uitgevoerd. Zegslieden uit de volgende plaatsen gaven dit antwoord: Paal (K 357), Neerpelt (L 312), Overpelt (L 314), Kaulille (L 316), Neeroeteren (L 368), Maaseik (L 372), Opoeteren (L 415), Meldert (P 45), Duras (P 115), Ulbeek (P 121), Hoepertingen (P 188), Waasmont (P 211), Veldwezelt (Q 91), ɛs-Herenelderen (Q 168). De metalen onderdelen voor de kar- en wagenwielen, zoals de wielbanden en de asbus werden vaak door de lokale smid geleverd. Hij voerde daar ook reparaties aan uit. Dit laatste was volgens informatie van de zegslieden het geval in Heppen (K 316), Beringen (K 358), Neerpelt (L 312), Bocholt (L 317), Gruitrode (L 366), Neerglabbeek (L 367), Ulbeek (P 121), Sint-Truiden (P 176), Hasselt (Q 2), Genk (Q 3) en Neerharen (Q 96c). Zie verder ook de paragraaf over de vaktaal van de karsmid in wld II.11, pag. 128-139.' [N G, 1b; N G, 2; L 34, 18; monogr.] II-12
rafel franjel: Bij een versleten broek: b.v. heer heet fraanjele aon zn brook.  fraanjele (Maastricht), rafel: rafele (Maastricht), raffele (Maastricht), raofel (Maastricht), rǭfǝl (Maastricht), vets: vētse (Maastricht), vɛts (Maastricht), #NAME?  vets (Maastricht) [vets*]: een klein stukje, draadje, rafel || Hoe noemt men de losse draden, die uit een weefsel loslaten? (Nederl. rafels) [DC 31 (1959)] || Rafelige plek in een weefsel. [N 62, 45b; MW] || Rafels. Hoe noemt men de rafels die afhangen aan zeer versleten kleren ? [ZND 41 (1943)] II-7, III-1-3
rafelen loslaten: loslaotə (Maastricht), rafelen: geraofeld (Maastricht), rafele (Maastricht), raofele (Maastricht, ... ), raofelle (Maastricht), raoffələ (Maastricht), raofələ (Maastricht), rāāfələ (Maastricht), ruffele (Maastricht, ... ), ruffələ (Maastricht), rááfələ (Maastricht), rǭfǝlǝ (Maastricht), b.v. de brook is van ónder geraofeld.  raofele (Maastricht), ruffelen: røfǝlǝ (Maastricht), schiften: šeftǝ (Maastricht), uitrafelen: oet geraofelt (Maastricht), oetgeraofəlt (Maastricht), ūtrafǝlǝ (Maastricht), b.v. n oetgeruffelde fraanjel.  oetruffele (Maastricht) aan de rand uiteenvallen in afzonderlijke draden, het loslaten van draden, gezegd van weefsel [rafelen, raffelen, reffelen, riefelen] [N 86 (1981)] || rafelen || uitrafelen || Uitvezelen van stof. [N 59, 188; N 62, 45a; MW; S 29; monogr.] II-7, III-1-3