e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stallamp lucht: fakkel of stallantaarn  luuch (Maastricht) lamp/ luchter; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
stallen koorbanken: koerbaanke (Maastricht, ... ), neerzetten: neerzéttə (Maastricht), parkeren: pərkeerə (Maastricht), stallen: stalle (Maastricht, ... ), stallə (Maastricht, ... ), stàllə (Maastricht, ... ), stalles: stalles (Maastricht), stationeren (<fr.): Algemene opmerking bij deze vragenlijst: deze lijst heb ik letterlijk, zoals invuller het genoteerd heeft overgenomen!  stáátijooneerə (Maastricht), zetten: zètte (Maastricht) [voertuigen, rijwielen enz.] in een garage of bewaarplaats zetten [stallen, stationeren, garen] [N 90 (1982)] || De koorbanken aan de zijkanten van het priesterkoor [stallen, stalles, koorstallen, koorstoelen, kanunnikenbanken]. [N 96A (1989)] III-3-1, III-3-3
stalpalen ijzers: īzǝrs (Maastricht), stalpalen: (enk)  stalpǭl (Maastricht) De vertikale houten palen (later vaak ijzeren stangen of buizen) waar de koeien aan vastgebonden worden. Tussen twee palen door kan een koe uit een krib eten. Van onderen staan de palen in een verbindingsbalk (zie het lemma "koedrempel, kribbeboom" (2.2.20), soms in de grond of in de rand van de krib. Van boven worden de stalpalen bijeen gehouden door de bovenste kribbeboom. In veel plaatsen komen geen stalpalen voor. De koeien zijn dan vastgebonden aan ringen in de krib of aan ringen in de koedrempel. Modernere stallen kennen dan vaak wel weer stalpalen. Opgaven die geen stalpaal betreffen maar een ring etc. zijn apart geplaatst en meestal slechts als woordtype vermeld. De vraag naar de stalpalen deed een aantal respondenten denken aan een box. Deze opgaven zijn achteraan geplaatst. Onder de in dit lemma opgenomen enkelvoudsvormen zijn er die ook gebezigd kunnen worden voor het hekwerk van stalpalen (als collectief), voor de bovenste kribbeboom of voor de koedrempel. Zie ook afbeelding 8 bij het lemma "voorstal" (2.2.5) en afbeelding10.B bij het lemma "koeienstand" (2.2.23). [N 5A, 38a; N 4, 60; A 10, 11; monogr.] I-6
stalpoort, staldeur achterdeur: axtǝrdø̄r (Maastricht), deeldeur: dęi̯ldø̄r (Maastricht), staldeur: [stal]dø̄r (Maastricht), stalpoort: [stal]pōrt (Maastricht) In dit lemma worden de algemene benamingen verzameld voor de deur van een stal of koestal, zowel die voor de dubbele deur of poort als ook die van de enkele deur die alleen voor personen wordt gebruikt. Aan de hand van de vaak transparante samenstellingen is doorgaans wel uit te maken op welk type poort of deur de benaming betrekking heeft, waar deze zich bevindt of welk doel zij heeft. Vergelijk ook de lemmata "voorstaldeur" (2.2.11), "schuurpoort" (3.1.2) en "poort" (4.1.1). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2) en voor die van het woorddeel (koestal) het lemma "koestal" (2.2.1). [N 5A, 51b, 52a, 53c; N 4, 39; N 5,112a; A 10, 7a; monogr.; add. uit N 5A, 34b, 44b] I-6
stam van de boom stam: sjtam (Maastricht), staam (Maastricht), stam (Maastricht, ... ), stem mv (Maastricht), Endepols  stam (Maastricht, ... ), WBD/WLD  stam (Maastricht, ... ), stàm (Maastricht), stám (Maastricht), WLD  stam (Maastricht, ... ), stām (Maastricht), stamme: stamme (Maastricht) boomstam [ZND m] || Het deel van een boom van de wortels tot aan de takken (stam, bol). [N 82 (1981)] III-4-3
stam van de knotwilg knots: WLD  knotse (Maastricht), stam: eigen spellingsysteem  sjtam (Maastricht), Endepols  staam (Maastricht), stam (Maastricht), WBD/WLD  stàm (Maastricht), wijdenboom: ?  weijeboum - hout (Maastricht) De stam van de knotwilg. [N 82 (1981)] III-4-3
stamboekkoe volbloedkoe: vǫlblōt[koe] (Maastricht) Koe van geregistreerde afstamming. Zie ook de toelichting bij het lemma ''koe van geregistreerde afstamming'' in wbd I.3, blz. 330. Zie afbeelding 2. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 3c; monogr.] I-11
stampbeton stampbeton: stamp˱[beton] (Maastricht), stāmp˱[beton] (Maastricht) Betonsoort die wordt verkregen door de aardvochtige betonspecie met houten of stalen stampers zo lang te bewerken totdat het water erin aan de oppervlakte komt. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(beton)' het lemma 'Beton'76521. [N 30, 47b; monogr.] II-9
stamper dam: dam (Maastricht), dammer: damǝr (Maastricht) Blok, voorzien van één of twee handvatten, dat wordt gebruikt om zand- en kalkkluiten fijn te maken, beton aan te stampen en aarde vast te drukken. Een stamper kan van hout of ijzer vervaardigd zijn. Zie ook afb. 7. [N 30, 20; monogr.] II-9
stampijzer stampijzer: stamp˱īzǝr (Maastricht) Hoefijzer waarin geen gleuf is aangebracht. In een stampijzer worden de nagelgaten afzonderlijk ingestampt door de gehele dikte van het ijzer. [N 33, 353] II-11