18492 |
strik [wld ii.10, p. 27] |
kokarde (<fr.):
[WNT: kokarde. Uit fr. cocarde. 1) Onderscheidingsteken, gewoonlijk in de vorm van een strik, rozet of (thans bij militairen) een ovale knop, in de nationale, partij- of familiekleuren, gedragen aan het hoofddeksel als nationale of partijleus, als teeken van dienstbaarheid, of (zooals vaak bij koetsiers en derg.) alleen als versiersel.]
kokard (Q095p Maastricht)
|
kokarde: hoed-, mutsstrikje
III-1-3
|
22085 |
stro |
struu:
stry (Q095p Maastricht)
|
Halmen van gedorst koren. De algemene benaming. Zie ook de toelichting bij paragraaf 6.4. [JG 1a, 1b, 2c; L 7, 60a; R [s], 6; S 36; Wi 4; monogr.; add. uit N 5, 83]
I-4
|
33126 |
stro binden |
opbinden:
ǫp˱bindǝ (Q095p Maastricht)
|
Het uitgedorste stro wordt tot bussels samengebonden.Vergelijk ook het lemma ''schoven binden'' (4.6.2). Opgaven van het type "bussels maken" zijn hier niet opgenomen; het zelfstandig naamwoord is in het lemma ''bussel uitgedorst stro'' (6.1.27) opgenomen. [N 14, 25 en 28; monogr.]
I-4
|
20088 |
strobloem |
immortelle:
immortelle (Q095p Maastricht)
|
strobloem
III-2-1
|
21093 |
stroef |
lastig:
lestig (Q095p Maastricht),
ongemakkelijk:
óngemeekelik (Q095p Maastricht),
sleeuw:
sjlie (Q095p Maastricht),
slie (Q095p Maastricht),
sjlie tan
sjlie (Q095p Maastricht),
slie tan
slie (Q095p Maastricht),
stolz (du.):
sjtools (Q095p Maastricht),
stroef:
stroef (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
stug:
stug (Q095p Maastricht),
stuur:
Van Dale: III. stuur, (gew.) stuurs.
stoer (Q095p Maastricht),
teruggetrokken:
terukgetrokke (Q095p Maastricht),
zuur:
zoer (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht)
|
niet gemakkelijk in de omgang, stroef [stoer, stuurs, zuur, strak, straf] [N 87 (1981)] || stroef [DC 26 (1954)]
III-2-3, III-3-1
|
32988 |
strohalm |
spiertje:
spīrkǝ (Q095p Maastricht),
strootje:
strukǝ (Q095p Maastricht)
|
In dit lemma staan de opgaven bijeen die uitdrukkelijk op de gedroogde halm slaan en voor zover deze afwijken van het algemene woord voor halm in het vorige lemma. Zie de toelichting bij het vorige lemma. Zie echter vooral de lemma''s 6.1.24 - 6.1.27 over stro. [N P, 4b; L 25, 15; monogr.; add. uit JG 1a, 1b; S 12; Wi 13]
I-4
|
33856 |
strompelend lopen bij het aantrekken |
schachelen:
šaxǝlǝ (Q095p Maastricht)
|
[N 8, 62k, 73, 79 en 80]
I-9
|
24636 |
stronk van de knotwilg |
boks:
eigen spellingsysteem
boks (Q095p Maastricht),
stronk:
Endepols
stronk (Q095p Maastricht),
WBD/WLD
strōōnk (Q095p Maastricht),
WLD
sjtroonk (Q095p Maastricht),
vitsenboom:
?
witsejeboum - hout (Q095p Maastricht)
|
Het korte onderstuk van een wilg wanneer de takken vlak boven de grond worden afgekapt. [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33715 |
stronk, boomstronk |
stobbe:
stobǝ (Q095p Maastricht),
stronk:
stroŋk (Q095p Maastricht),
vot:
vot (Q095p Maastricht)
|
Wat blijft staan, de stomp met wortels, als een boom omgehakt is. [N 27, 8a; R 3, 2; Wi 11; L 7, 59; L B2, 343; Vld.; monogr.]
I-8
|
33591 |
stronk, stengel van koolplanten |
koolstengeltje:
kuulstengelkes (Q095p Maastricht),
stronk:
stroonk (Q095p Maastricht),
eigen spellingsysteem
sjtronk (Q095p Maastricht),
Endepols
stronk (Q095p Maastricht),
stroonk (Q095p Maastricht),
strónk (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
WBD/WLD
stroonk (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
strōōnk (Q095p Maastricht),
WLD
stroonk (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
strōōn-k (Q095p Maastricht),
stronkel:
strunkel (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
struunkel (Q095p Maastricht)
|
Het onderste en binnenste harde gedeelte van een koolplant waaruit de bladeren spruiten (stronk, stam). [N 82 (1981)] || koolstengels die op het veld blijven staan [N Q (1966)] || stronk inz. koolstronk
I-7
|