20358 |
suikeroom |
suikernonk:
sokərnōŋk (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
sókkernónk (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht)
|
erfoom (suikeroom) [DC 05 (1937)] || suikeroom
III-2-2
|
20260 |
suikertante |
erftant:
erreftaant (Q095p Maastricht),
erreftant (Q095p Maastricht),
suikertant:
sokərtant (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
sokərtānt (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
sókkertaant (Q095p Maastricht),
suikertante:
sókərtantch (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht)
|
erftante (suikertante) [DC 05 (1937)] || suikertante || tante (moei) [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
23590 |
suisse |
koorezel:
koerezel (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
suisse (fr.):
suisse (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
swies (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht)
|
De bandelier van de suisse waarop de woorden: Eerbied in Gods huis. [N 96B (1989)] || De ordebewaarder in de kerk, de suisse [kerkgendarme, kèrksjanderm, tseijes?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17735 |
suizen van de oren |
fluiten:
mien oere fluite (Q095p Maastricht),
ruisen:
roesje (Q095p Maastricht),
suizelen:
soezele (Q095p Maastricht),
tokken:
mien oere tōēke (Q095p Maastricht),
tuiten:
mien oere toete (Q095p Maastricht),
t tōēt mich in m`n oeren (Q095p Maastricht)
|
suizen van de oren [toewte, fluite] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17978 |
sukkelen |
get mankeren:
gét mankeerə (Q095p Maastricht),
kruchelen:
kröggələ (Q095p Maastricht),
kwakkelen:
kweggele (Q095p Maastricht),
sukkelen:
sukkele (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht)
|
Sukkelen: aanhoudend ziek of niet gezond zijn, ziekelijk zijn (kwijpelen, plaaieren, op de sukkelbaan zijn, in het sukkelstraatje zijn). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
28954 |
suçon, suçonnaad |
suçon:
sǝsoŋ (Q095p Maastricht)
|
Insnijding of inneming om lijn in een stuk te krijgen. Puntnaad in het algemeen. [N 59, 94a; monogr.]
II-7
|
18126 |
syfilis |
druiper:
den druper (Q095p Maastricht),
druiper (Q095p Maastricht),
druipər (Q095p Maastricht),
druper (Q095p Maastricht),
platjes:
platjəs (Q095p Maastricht),
syfilis:
syfilis (Q095p Maastricht)
|
Syfilis: besmettelijke geslachtsziekte die gewoonlijk begint met een zweer op de geslachtsorganen; uiteindelijk kan elk orgaan aangetast worden (druiper, luizenziekte). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20772 |
taai-taai |
taai-taai:
taai-taai (Q095p Maastricht),
tèj-tèj (Q095p Maastricht)
|
taai-taai [N 29 (1967)]
III-2-3
|
25641 |
taai-taaideeg |
koekdeeg:
kōkdęjx (Q095p Maastricht),
peperkoekdeeg:
pēpǝrkōkdęjx (Q095p Maastricht),
peperkoeksedeeg:
pēpǝrkōksǝndęjx (Q095p Maastricht)
|
Voor het bereiden van taai-taaideeg wordt eerst de honing gekookt en kokend onder Zeeuwse tarwebloem gewerkt met de machine, aldus de informant van L 291. In plaats van Zeeuwse tarwebloem kan ook een ander soort meel of bloem gebruikt worden. Dat mengsel van honing en meel laat men een dag rusten om het te doen zuren. Vervolgens voegt men er anijsolie, wat melk en potas bij, aldus de informant van L 321. De vaste massa laat men minstens drie weken rusten. Dan wordt weer honing bijgevoegd en begint men met het breken, dat is het deeg tussen twee plan-ken persen, telkens weer, totdat het taai en mals is. Het deeg wordt uitgerold en in vormen gelegd. Kleine klontjes suiker worden er soms ingedrukt ter versiering. Een aantal woordtypen duidt op "peperkoekdeeg". Uit het feit dat een paar respondenten wel verschillende benamingen geeft voor "peperkoek" en "taai-taai" maar slechts één benaming voor het deeg van beide producten nl. "peperkoekdeeg" zou kunnen blijken dat voor beide producten dezelfde soort deeg wordt gebruikt. Een informant uit Q 95 vermeldt dat ze daar geen taai-taai hebben, terwijl een andere informant uit Q 95 wel een benaming geeft voor de taai-taai. De informant uit L 432 zegt dat men vroeger ''pèperkook'' zei tegen taai-taai. De "peperkoekdeeg"-opgaven binnen dit lemma blijken dus soms gefundeerd soms niet. Desalniettemin worden ze binnen dit lemma opgegeven en met verplaatst naar het lemma ''peperkoekdeeg''.' [N 29, 87; N 29, 87a]
II-1
|
25643 |
taai-taaikruiden |
peperkoekkruiden:
pēpǝrkōkkrø̜jǝ (Q095p Maastricht)
|
De kruiden die in taai-taaideeg worden verwerkt. In N 29, 87b werd gevraagd naar de "grondstoffen van taai-taaideeg". Uit de antwoorden zijn twee lemmata gedistilleerd t.w. ''taai-taaikruiden'' en ''zoetstof voor taai-taai''. De woordtypen "potas", "koolzuur "ammoniak", "water", "melk", "maagzout" zijn verder in het lemma niet fonetisch gedocumenteerd. Vergelijk het lemma ''peperkoekkruiden''. [N 29, 87b]
II-1
|